Interview Mirte van den Boogaard: “We moeten steeds meer doen om de drinkwaterkwaliteit goed te houden”

WML, Waterleiding Maatschappij Limburg, levert drinkwater aan ruim 560.000 particuliere klanten en bijna 14.500 zakelijke klanten in Limburg. De bronnen voor het drinkwater – de Maas en het grondwater – moeten natuurlijk van de best mogelijke kwaliteit zijn. Dit is waar Mirte van den Boogaard zich mee bezighoudt, als Adviseur Omgevingsmanagement Waterkwaliteit.

“Overheden hebben onze bronnen in beheer, dus moeten we samenwerken met hen om de kwaliteit van onze bronnen veilig te stellen,” vertelt ze. “Daarnaast zoeken we de samenwerking met bedrijven die afvalwater lozen op het oppervlaktewater in het Maasstroomgebied.”

De waterkwaliteit van de Maas kan erg schommelen, zegt ze ook. “Vanwege wisselende productieprocessen van bedrijven of calamiteiten kunnen andere stoffen in de rivier worden geloosd. Tegelijkertijd kan het aan het weer liggen: als het veel heeft geregend, is er meer water om lozingen te verdunnen dan bij laagwater.”

In beroep
WML heeft afgelopen september beroep aangetekend in Wallonië tegen de nieuwe lozingsvergunningen van Prayon, een Belgisch chemiebedrijf dat van fosfaat producten als plantenvoeding, kunstmest, bakproducten maakt. “In hun productieproces komen een aantal chemicaliën vrij waar wij last van hebben bij het maken van drinkwater,” vertelt Van den Boogaard.

Het gaat vooral om di-isopropylether (DIPE) en tributylfosfaat (TBP). “Dit zijn stoffen die we absoluut niet in ons drinkwater willen hebben. Dit hoort dus ook niet in onze bronnen, want wat er niet in zit, hoeven wij er niet uit te halen.”

Innamestops
Als er een te hoge hoeveelheid van bepaalde stoffen in het oppervlaktewater zit, mag een drinkwaterbedrijf er volgens de Drinkwaterregeling geen water uithalen voor de drinkwaterproductie. WML heeft de afgelopen jaren regelmatig dergelijke innamestops gehad. In 2023 was dat het geval gedurende 126 dagen, het waren 218 dagen in 2022 en 184 dagen in 2021. Van den Boogaard: “Het aantal dagen met innamestops is de laatste jaren toegenomen. Dat betekent voor ons de hele tijd ingrijpen en bijsturen.”

Behalve door lozingen van schadelijke stoffen komt dat doordat het mogelijk is door nieuwe technieken en innovatie meer stoffen te meten. “Daarnaast is er een verband met klimaatverandering,” legt Van den Boogaard uit. “Het is een paar jaar heel droog geweest, waardoor de verdunning van verontreinigingen door regen minder plaatsvond. Dit zullen we in de toekomst vaker zien.”

Ze vertelt ook dat er in 2022 een lange periode een innamestop is geweest vanwege explosieve algengroei, veroorzaakt door weinig doorstroming van de Grensmaas, hogere watertemperatuur en veel zoninstraling. “De stoffen die hierbij vrijkwamen, neophytadieen en heptadecaan, konden we pas na enkele weken identificeren. Zolang het onderzoek liep, bleef de inname van Maaswater uit voorzorg gestaakt.”

Grondwater
Het water dat WML uit de Maas pompt, zuivert het drinkwaterbedrijf niet direct, legt ze verder uit. Eerst komt het water in een groot voorraadbekken terecht, waar het na ongeveer 2 jaar wordt opgepompt via de oever. Een goedgevuld bekken dient dus ook als buffer bij een innamestop. Wanneer er geen water meer uit het bekken gebruikt kan worden, schakelt WML over op grondwater.

Drinkwaterbedrijven mogen echter maar beperkt grondwater oppompen, omdat dit anders mogelijk negatieve gevolgen voor de natuur zou kunnen hebben. De vergunningsruimte is beperkt. “Eigenlijk willen we zo veel mogelijk gebruik maken van het oppervlaktewater,” zegt Van den Boogaard. “Grondwater is meer kalkafzettend, dus daarover moet je klanten informeren. Dit is niet ongezond, maar kan zorgen voor kalkaanslag op huishoudelijke apparaten.”

Niet toekomstbestendig
WML en Rijkswaterstaat bespraken het probleem van WML door de lozing van Prayon met de Service public de Wallonie (SPW), de overheidsdienst die te vergelijken is met Rijkswaterstaat en vergunningen afgeeft aan Waalse bedrijven. De nieuwe vergunning van Prayon, in augustus 2023 vastgesteld, bleek echter geen oplossing voor WML. Het drinkwaterbedrijf besloot daarop in beroep te gaan tegen de vergunning.
In de vergunning staat dat Prayon een onderdeel van de fabriek aan het aanpassen is, waardoor een reductie van de uitstoot van DIPE van 300,9 ton naar 88,8 ton per jaar wordt bereikt vanaf 2028. Van den Boogaard: “Een fikse reductie, maar helaas nog niet genoeg, want ook met die hoeveelheid moeten wij bij een lage Maasafvoer onze inname sluiten.” Ze voegt eraan toe: “In de vergunning staat dat het bedrijf na 2028 inzet op verdere reductie van DIPE en TBP, maar dat wordt niet gespecificeerd.”

Deze nieuwe vergunning is 20 jaar geldig, tot 2043. “De inspanningen die moeten plaatsvinden tussen 2028 en 2043 zijn onduidelijk. Sowieso is een vergunning van 20 jaar extreem lang,” vindt Van den Boogaard, “al helemaal in een tijd waarop heel veel in beweging is, zowel in de sector waarin Prayon werkzaam is, als in de drinkwatersector. Kortom: in de vergunning zitten goede bedoelingen verwerkt, maar concreet, afdwingbaar en toekomstbestendig is het niet.”

Mirte van den Boogaard, Adviseur Omgevingsmanagement Waterkwaliteit bij WML (Foto: Eelkje Colmjon, Eelk.nl )

Kaderrichtlijn Water
Volgens WML is de vergunning daarnaast een schending van de Kaderrichtlijn Water. “Het water waarop Prayon loost, is aangemerkt als ‘in niet goede staat’ en mag niet verder verslechteren,” licht de adviseur van WML toe. “De Europese lidstaten hebben met elkaar afgesproken dat met minimale ingrepen drinkwater gemaakt moet kunnen worden van oppervlaktewater, en dat gaat niet met dit soort lozingen.”

WML besloot alleen in beroep te gaan, niet met andere drinkwaterbedrijven en RIWA-Maas, al steunen zij het beroep wel, vertelt Van den Boogaard. “WML is het enige drinkwaterbedrijf met direct belang dat deze lozingen stoppen. Ons innamepunt ligt namelijk het dichtst bij het lozingspunt van Prayon. Bij de andere drinkwaterbedrijven zijn de verontreinigingen al zodanig vervlogen of verdund dat een innamestop niet nodig is.”

Begrip voor elkaar
Liever voorkomt WML dit soort juridische trajecten. Daarom doet het drinkwaterbedrijf mee aan het Mutual Gains Approach (MGA) over de lozingsvergunning van Circle Infra Partners samen met Circle Infra Partners (voorheen Sitech Services BV), Evides, Dunea, Waterschap Limburg, de Provincie Limburg, Het Waterlaboratorium en Rijkswaterstaat.

Een MGA is een overleg over een bepaalde vergunning, waarbij belanghebbenden regelmatig samenkomen, met het idee elkaar te helpen in plaats van elkaar in de weg te zitten. WML is er erg positief over. Van den Boogaard: “We maken van tevoren afspraken, zodat we een vergunning krijgen die werkbaar is voor alle partijen. Hierdoor hoef je het juridische pad niet, of minder, te bewandelen. Iedereen behartigt het eigen belang, maar je krijgt wel begrip voor elkaar.”

Vinger aan de pols
Het overleg is rond 2017 begonnen naar aanleiding van de vergunning van Circle Infra Partners (toen Sitech Services BV) uit 2016, waar WML destijds ook tegen in beroep is gegaan. De nieuwe vergunning is in 2020 gepubliceerd.

In de nieuwe vergunning van Circle Infra Partners staan ruim 600 stoffen. Van den Boogaard wijst erop dat het bedrijf veel van de stoffen in zodanig lage concentraties loost dat WML er geen last van heeft. Voor bijvoorbeeld AMPA, een van de drinkwaterrelevante stoffen, ligt dat anders. Deze werd regelmatig bij het innamepunt aangetroffen in concentraties hoger dan de norm, waardoor het drinkwaterbedrijf de inname van Maaswater moest staken.

De vergunning is al een aantal jaar in gebruik, maar nog steeds komen de betrokken partijen een aantal keer per jaar samen. “In deze vergunning staan bijvoorbeeld concrete eisen over de reductie van AMPA,” licht Van den Boogaard toe, “en staat dat het bedrijf onderzoek gaat doen naar microplastics. In zo’n MGA-traject hou je de vinger aan de pols.”

Meer inspanningen
Het kan zijn dat een bedrijf een vergunning op een gegeven moment moet aanpassen, omdat er nieuwe zuiveringstechnieken beschikbaar zijn, of meer bekend wordt over bepaalde stoffen, noemt ze verder. “De ontwikkelingen volgen elkaar snel op, dus het is goed om in gesprek te blijven, en niet alleen met elkaar te praten als de vergunning aangepast moet worden.” Ze benadrukt: “We willen natuurlijk liever geen schadelijke stoffen in het oppervlaktewater, maar proberen dit wel met een realistische blik te bekijken. Door deze aanpak hebben we meer inzicht in wat er geloosd wordt en kunnen we onze belangen inbrengen.”

WML kampt kortom, net als andere drinkwaterbedrijven, met uitdagingen rondom de waterkwaliteit. Maar, zegt Van den Boogaard : “Het drinkwater dat wij uiteindelijk leveren aan onze klanten blijft van hele hoge kwaliteit en dat zijn we ook verplicht. Uiteindelijk komt er gewoon heel schoon, veilig drinkwater uit de kraan. Maar dat kost wel veel moeite, grondstoffen en energie. We moeten steeds meer doen om de kwaliteit goed te houden.”


Tekst: Thessa Lageman, Onder Woorden

Dit interview is gepubliceerd in het RIWA Jaarrapport 2023 De Maas

Interview Sylvia Vanhommerig en Karin Meeuwsen: “Met deze transparante vergunning lopen we mijlenver voorop”

Het afvalwater van de fabrieken op de Chemelot site komt terecht in de Integrale Afvalwater-zuiveringsinstallatie, kortweg IAZI, van Circle Infra Partners. Na de behandeling stroomt het water via een zijtak van de Ur in de Maas, ter hoogte van het Natura 2000-gebied de Grensmaas. Zo’n 30 kilometer stroomafwaarts onttrekt het Limburgse drinkwaterbedrijf WML Maaswater uit het Lateraalkanaal, waarna het water wordt gezuiverd voor drinkwatergebruik.

De huidige lozingsvergunning hiervoor, die sinds eind 2020 van kracht is, is in samenwerking met waterschap Limburg, de provincie, Rijkswaterstaat en de drinkwaterbedrijven tot stand gekomen. Voor de drinkwaterbedrijven is deze vergunning een voorbeeld voor andere vergunningen: alle stoffen die geloosd zouden kunnen worden, staan erin vermeld met reductiedoelstellingen voor de lozing van een aantal schadelijke stoffen.

Een totaal van 630 stoffen staan in de vergunning. “Wij hebben op stofniveau beschreven wat wij lozen en in welke concentraties,” vertelt Sylvia Vanhommerig, Director Operations. “Misschien lozen andere chemische bedrijven wel meer stoffen, maar ze vermelden alleen een paar stofgroepen in de vergunning, niet elk stofje daarin.” Haar collega Karin Meeuwsen, Manager QESH-permits: “Door zo transparant te zijn, lopen we echt mijlenver voor ten opzichte van de rest in Nederland.”

De aanleiding
Volgens de Omgevingswet, waarin het grootste deel van de Waterwet is opgenomen, moeten alle stoffen die een bedrijf loost in een vergunning vermeld staan, maar dat gebeurt – vreemd genoeg – vaak niet. In veel gevallen zijn vrij algemene parameters in vergunningen opgenomen die belangrijk zijn voor een goede biologische zuivering. Het complete beeld ontbreekt vaak nog, bijvoorbeeld voor alle Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS), die op de lijst van het RIVM staan, en voor stoffen die door drinkwaterbedrijven lastig te zuiveren zijn.

Waarom staan in de vergunningen voor het Chemelot-complex dan wel alle stoffen? De aanleiding hiervoor was een incident in 2015, vertellen Vanhommerig en Meeuwsen: een van de fabrieken had de schadelijke stof pyrazool geloosd die ruim boven de drinkwaternorm uiteindelijk in de Maas terecht kwam. Vanhommerig: “Dat wilden we nooit meer meemaken en toen zijn we in een stroomversnelling gekomen. Als Chemelot en Circle Infra Partners willen we ervoor zorgen dat het water dat wij lozen geen problemen mag opleveren voor het drinkwater en de ecologie.”

De drinkwaterbedrijven zien sinds de vergunning van kracht is minder incidenten vanuit Chemelot: minder schadelijke lozingen vanaf het fabrieksterrein. “Wanneer wij over de norm heen gaan, wat gelukkig steeds minder gebeurt, dan nemen wij direct contact op met de drinkwaterbedrijven,” zegt Meeuwsen. “Want dan kunnen zij daar alert op zijn bij hun inname. Drinkwaterbedrijven zouden veel sneller de bron kunnen opsporen en handelen als alle bedrijven een inzichtelijke vergunning zouden hebben zoals wij.”

Alternatieve stoffen
De drinkwaterbedrijven die de Maas als bron gebruiken hadden in het verleden vaak last van bijvoorbeeld de stof AMPA, dat zowel als afbraakproduct van onkruidverdelgers in de landbouw als vanaf de Chemelot-site in de Maas terecht kwam. De laatste jaren is de emissie van deze stof vanaf Chemelot sterk gereduceerd. Een aantal bedrijven gebruikte een stof die in de biologische zuivering werd omgezet in AMPA om afzettingen en corrosie in koelwatersystemen te voorkomen. Het koelwater kan dan hergebruikt worden. “De bedrijven zijn alternatieven voor deze AMPA-vormende stof gaan gebruiken die niet zo bezwaarlijk zijn voor het drinkwater of niet zo moeilijk te zuiveren,” vertelt Meeuwsen. “Daarvoor zijn een aantal installaties omgebouwd en zijn experimenten gedaan. Niet alle producten waren even effectief, maar we hebben uiteindelijk goede alternatieven gevonden.”

Circle Infra Partners werkt verder aan de reductie van de stoffen op de lijst van Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS). Meeuwsen: “We zijn voor de ZZS verplicht om naar minimalisatie te gaan. Maar op een gegeven moment houdt het technisch op.” Als voorbeeld noemt ze kwik. “We hebben al heel veel gedaan en loosden afgelopen jaar nu nog slechts 200 gram. Dit soort hoeveelheden uit het gezuiverde afvalwater halen – meer dan 3500 olympische zwembaden per jaar – is onbegonnen werk.”

Steeds meer stoffen ontdekt
Bij de speurtocht naar reductiemogelijkheden voor de lozing van Zeer Zorgwekkende Stoffen kijkt Circle Infra Partners ook naar de bron, namelijk de fabriek op het Chemelot-terrein waar een specifieke stof vandaan komt. “Misschien is daar nog wat te verbeteren,” zegt Meeuwsen. “Dingen slimmer inkopen, alternatieve stoffen proberen. We blijven zoeken, want de emissies van ZZS moeten verminderd worden.” Daarnaast zegt ze: “We zien dat we op een aantal voorschriften in de vergunning iets te ambitieus zijn geweest en dat we tegen technische grenzen aanlopen.”

Haar collega legt uit: “Omdat de meet- en analysetechnieken steeds beter worden, ontdekken we steeds meer stoffen in het water. Natuurlijk willen we dat de kwaliteit van het water dat we lozen goed is, maar hoe ver moet je gaan? Dat is een afweging die we moeten maken. Moet je al je energie steken in die stoffen waar hele kleine hoeveelheden van gevonden worden of eerst zorgen dat die grotere hoeveelheden goed gereguleerd zijn? Helemaal omdat de ecologie en drinkwaterkwaliteit nu redelijk goed gegarandeerd is. We kunnen niet alles tegelijk doen.”

Sylvia Vanhommerig, Director Operations en Karin Meeuwsen, Manager QESH-Permits bij Circle Infra Partners (Foto: Eelkje Colmjon, Eelk.nl )

Kritiek vanuit de media
De drinkwaterbedrijven zijn tevreden met de huidige vergunning en deze koers van Circle Infra Partners, maar vanuit de media, politiek en milieuorganisaties klinkt veel kritiek. “In de beeldvorming heerst het idee dat wij meer vervuilen, meer lozen dan andere bedrijven,” zegt Meeuwsen. “Het is lastig om uit te leggen dat je 630 stoffen loost en dat dat eigenlijk beter is dan vijf groepen van stoffen.”

Vanhommerig voegt eraan toe: “We zijn nog zoekende in hoe we dat beter kunnen uitleggen. We willen bijvoorbeeld meer de dialoog aangaan. In welke vorm en met wie is nog even een zoektocht.”

Koudwatervrees
RIWA-Maas vreest dat omdat de afvalwatervergunning voor chemiepark Chemelot zo onder vuur ligt dat andere bedrijven koudwatervrees krijgen en zich terughoudend zullen opstellen om voor een vergelijkbare uitgebreide lozingsvergunning te kiezen. “Een terechte angst,” reageert Vanhommerig. “Maar om maatschappelijk acceptatie te krijgen, is uiteindelijk wel transparantie nodig.”

De ambitie van Circle Infra Partners is om uiteindelijk helemaal geen schadelijke stoffen meer te lozen in de Maas en al het water te blijven hergebruiken, met andere woorden alle processen circulair te maken. “Dat lukt helaas niet morgen al, hopelijk wel over 20 of 30 jaar, afhankelijk van hoe snel de technologieontwikkeling gaat,” zegt Vanhommerig. “We zijn ons ervan bewust dat de omgeving straks niet meer accepteert dat er welk stofje dan ook, in welke kleine hoeveelheid dan ook, nog geloosd wordt.”

Samen de lasten delen
Beide geïnterviewden wijzen erop dat als de chemische industrie stopt met lozen er nog altijd veel schadelijke stoffen in het water terecht komen. “We begrijpen dat het waterschap wil dat we ons steeds verder verbeteren, maar we pleiten ervoor dat dat ook geldt voor andere type lozingen, zoals van andere bedrijfssectoren, van agrarische bedrijven en van gemeentelijke waterzuiveringsinstallaties.”

Daarnaast zouden ze graag meer gedeelde verantwoordelijkheid binnen de chemische sector zien. “Doordat wij koplopers zijn, moeten wij heel veel zaken uitzoeken,” zegt Vanhommerig. “Daar hebben we veel mensen voor nodig en moeten we veel kosten voor maken.” Dat is, legt ze uit, nadelig voor de concurrentiepositie van de bedrijven op de site en daarnaast voor het investeringsklimaat: nieuwe gebruikers krijgen verdergaande eisen van de vergunning opgelegd dan op andere sites.
Tot besluit zegt ze: “We willen niet weglopen van deze verantwoordelijkheid, we zijn hier allemaal mee gediend, maar andere grote lozers kunnen nu gratis meeliften. Die innovatie zouden we liever gezamenlijk doen, leren van elkaar dus en de kosten delen.”


Tekst: Thessa Lageman, Onder Woorden

Dit interview is gepubliceerd in het RIWA Jaarrapport 2023 De Maas