Interview Amir Niknam, adviseur innovatie bij de Nationale Politie: “We hebben nogal wat slimme mensen rondlopen die slimme dingen doen. Alleen nog niet samen.”

Waterkwaliteitspecialisten, toxicologen, onderzoekers, data-scientists, AI-experts, studenten. Ze kwamen van drinkwaterbedrijven, universiteiten, start-ups, waterschappen en kennisinstituten om mee te doen aan de hackathon in Utrecht, georganiseerd door de Nationale Politie, de Inspectie Leefomgeving en Transport.

De deelnemers werkten aan tien tafels aan verschillende doelen. Met als overkoepelend doel een werkwijze maken die de opsporing van watervervuiling en de handhaving makkelijker maakt. “We keken naar de toxische druk, een maatstaf van het RIVM over de ernst van de vervuiling,” legt Amir Niknam uit, adviseur innovatie bij de politie en een van de initiatiefnemers. “Als deze druk ergens te hoog is en er zitten stoffen in het water die er niet mogen zijn, hoe vind je dan de bron van die lozing, het bedrijf in kwestie en welke acties moet je vervolgens ondernemen, wie zijn de verantwoordelijke rechtspersonen?”

Als er ergens sprake is van een overschrijding van normen op het gebied van de waterkwaliteit of van een overtreding dan zou er zoveel mogelijk automatisch een melding moeten komen met daaraan actie gekoppeld, vindt Niknam. Zodat de vervuiling gestopt kan worden en er eventuele sancties volgen. In plaats van dat metingen zoals nu steekproefsgewijs gebeuren en elke keer per geval een speurtocht op touw gezet moet worden naar de bron van de vervuiling. “We hebben gekeken naar data-science technieken om hierbij te helpen,” zegt hij. Het is volgens hem goed te weten welke partijen de grootste vervuilers zijn. “De handhavende partijen, zoals de politie, waterbeheerders, Inspectie Leefomgeving en Transport, hebben het behoorlijk druk. Als je keuzes moet maken, wil je weten waar je moet beginnen.”

Rol voor de politie

De meeste mensen zullen bij de politie niet zo snel aan waterkwaliteit denken, begrijpt Niknam. “Dat beeld zou ik graag veranderen.” Samen met een informele groep collega’s begon hij zich vanaf 2017 bezig te houden met het onderwerp duurzaamheid. “We vonden dat wij daar als politie ook een rol in zouden moeten spelen. Er zijn namelijk enorm veel slachtoffers van milieucriminaliteit en vervuiling, maar die zijn vaak onzichtbaar.” Hij raakte steeds meer geïnteresseerd in dit thema door verschillende onderzoeken: bijvoorbeeld dat er volgens het Longfonds in Nederland maar liefst 33 doden per dag vallen door luchtvervuiling. “Ik voel een plicht naar de toekomst om dit soort onrecht te bestrijden.”

“De klimaatcrisis is wat mij betreft de grootste veiligheidscrisis van deze eeuw,” zegt Niknam, die ook bij de demonstraties van Extinction Rebellion tegen fossiele subsidies op de A12 is. Niet om demonstranten te arresteren, maar als sympathisant. Niet al zijn collega’s staan daarachter, maar inmiddels beschouwt de politie milieuveiligheid, naast diversiteit en inclusie en de digitale transformatie, wel als een van de grote transformatieopgaven, vertelt hij. “Dit staat nu zwart op wit in beleidsdocumenten. Ook op dit thema kunnen we als politie zorgen voor veiligheid. Zeker als er strafrechtelijke normen worden overschreden.”

Je laten verrassen

De politie had al goede ervaringen met hackathons: het bijeenbrengen van verschillende partijen om samen te werken aan een concreet onderwerp. Mensenhandel en voortvluchtigen bijvoorbeeld. “Het geeft veel energie, blijkt effectief,” zegt Niknam. “Bij complexe onderwerpen werkt het goed om hele slimme mensen bij elkaar te zetten en je te laten verrassen door het resultaat.”

Het idee was om dit keer wat te gaan doen om met klimaat- of milieuveiligheid. Na gesprekken met allerlei partijen, waaronder het Openbaar Ministerie, ontstond het idee om de focus op waterkwaliteit te leggen. “De waterkwaliteit in Nederland staat onder druk,” begreep Niknam, die zich in zijn functie met veel verschillende onderwerpen bezighoudt. “Het is een belangrijk thema de komende jaren. Omdat we aan wetgeving moeten voldoen en vanwege de vervuiling die aan de hand is.”

Amir Niknam, adviseur innovatie bij de Nationale Politie (Foto: Eelkje Colmjon, Eelk.nl)

Op de LinkedIn-uitnodiging voor de hackathon schreef de politie: ‘We zetten onze bevoegdheden in om mensen en bedrijven aan te pakken die een veilige en gezonde toekomst in gevaar brengen. Zoals het aanpakken van watervervuiling, waarmee we niet alleen criminelen aanpakken, maar ook de natuur beschermen. Met de aanpak van milieucriminaliteit dienen wij de duurzame samenleving.’

Online platform

De hackathon was een succes, blikt Niknam terug. “Vanwege de goede ideeën die naar boven kwamen, de contacten die gelegd zijn en zelfs een aantal aanwijzingen van strafbare feiten die we aantroffen.” De deelnemers werkten de hele dag keihard, vertelt hij ook. “Ik denk dat er weinig mensen waren omdat het moest van de baas.” Voor een beetje ontspanning tussendoor – zo was er een tafeltennistafel en een racespel neergezet – had niemand tijd.

Vier deelnemers kwamen van het bedrijf Future Facts Conclusion. Nadien zetten ze de bevindingen in een online platform: een kaart van Nederland met de toxische druk per locatie. Dit bleek niet zo makkelijk omdat er heel veel data zijn, bepaalde data juist ontbreken, niet structureel verzameld of opgeslagen zijn en ook niet op elkaar aansluiten. Niknam hoopt dat dit platform (de code is voor iedereen toegankelijk op GIT[1]) nog verder doorontwikkeld gaat worden en ook openbaar beschikbaar komt. “Zodat we gewoon makkelijk kunnen zien wat de stand van zaken is, waar schadelijke lozingen mogelijk vandaan komen en wat er moet gebeuren. Dat lijkt me niet te veel gevraagd.”

De vinger opsteken

Voor veel partijen in de waterwereld kwam de hackathon als geroepen. Helemaal vanwege het gewicht dat de politie meebracht. Niknam en zijn collega’s, ongeveer tien mensen, organiseerden de hackathon in hun vrije tijd en er staat vanuit de politie geen vervolg op de planning.

Hij hoopt wel dat er een partij, een overheidsinstantie, de vinger opsteekt om verder te gaan met het thema waterkwaliteit. “Iemand die de kar gaat trekken, natuurlijk in samenwerking met andere organisaties en bedrijven. Die noodzaak wordt wel gevoeld.” Tijd en geld zijn volgens hem niet het probleem. “Zeker niet omdat dit op de lange termijn tijd en geld bespaart. Visie is belangrijker.”

Samenwerkingstools

Wat moet er dan gebeuren volgens Niknam? “Net als bij veel andere onderwerpen zie ik dat er ontzettend veel mensen hier hun best voor doen,” zegt hij. “Maar dat het moeilijk is om grote stappen te zetten. En dat komt omdat bepaalde basisrandvoorwaarden ontbreken.” Als voorbeeld noemt hij het feit dat er nog niet een centrale plek is waarin netjes up-to-date alle lozingsvergunningen staan. “Ik ben blij dat daar nu wel aan gewerkt wordt.”

Ook noemt hij het feit dat er zoveel organisaties zijn die zich bezighouden met water: de rijksoverheid, provincies, gemeenten, waterschappen, omgevingsdiensten, drinkwaterbedrijven, kennisinstituten, enzovoort. “Het landschap is heel erg gefragmenteerd. Ik mis samenwerkingstools zodat we data kunnen uitwisselen en beter kunnen communiceren.” Hij denkt aan een gemeenschappelijke architectuurplaat en afgesproken standaarden, waardoor data van verschillende partijen op elkaar afgestemd kunnen worden, bijvoorbeeld over vergunningen. Op die manier kan elke organisatie de eigen systemen blijven gebruiken en hoeven gegevens niet dubbel ingevoerd te worden.

Poldermodel moderniseren

Bovendien haalt de manier waarop we nu georganiseerd zijn niet het beste naar boven, vindt Niknam: “Het werkt soms zelfs belemmerd: veel mensen zijn volgepland, de inboxen zijn vol, er staan veel vergaderingen gepland, er is een information overload. Dat remt de creativiteit.”

Maar hoe kunnen we dat dan veranderen? “Ik denk dat het tijd is om ons poldermodel waar we zo goed in zijn te moderniseren,” reageert hij. “Opnieuw naar de tekentafel en nadenken over hoe samenwerking eruit moet komen te zien. Hoe gaan we elkaar versterken?” Een dag in de week daaraan werken, suggereert hij alvast. En een gezamenlijk platform opzetten voor het onderwerp waterkwaliteit, waar je gewoon terecht kunt met vragen, ook al werk je bij verschillende organisaties en in andere delen van Nederland.

De hackathon was denkt hij een goed begin. “Van het talent daar viel mijn mond wel een beetje open. We hebben nogal wat slimme mensen rondlopen die slimme dingen doen. Alleen nog niet samen, daar moet dus in geïnvesteerd worden.”

[1] https://github.com/FutureFacts/politie-watervervuilers


Tekst: Thessa Lageman, Onder Woorden

Dit interview is gepubliceerd in het RIWA Jaarrapport 2024 De Maas

Interview Peter van Baalen, hoogleraar informatiemanagement en digitale organisatie aan de Universiteit van Amsterdam: “In de technologie zit niet de oplossing”

“Jeetje, wat een immens probleem,” dacht Peter van Baalen toen hij het vorige jaarrapport van RIWA-Maas doornam. In zijn vakgebied – hij is hoogleraar informatiemanagement en digitale organisatie aan de Faculteit Economie en Bedrijfskunde van de UvA – houdt hij zich niet met water bezig, maar wel met hoe kennis of informatie het beste gedeeld kan worden. Bovendien ziet hij vanuit zijn woning in Maassluis de Nieuwe Waterweg voorbijstromen en komt er drinkwater gemaakt van de Maas bij hem uit de kraan.

Niet op de eerste plaats

Door de interviews in het vorige rapport was hij “enigszins geschokt geraakt”, vertelt hij. Het gebrek aan transparantie en samenwerking tussen partijen en landen verbaasde hem. Bijvoorbeeld het feit dat de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water (KRW) steeds maar niet gehaald worden, ook niet in 2027. “Terwijl schoon drinkwater onze belangrijkste levensbehoefte is. Hoe kan het dat we zo achterlopen? Hoe komt het dat we moeite hebben om de waterkwaliteit op nummer één te zetten?”

Veel mensen zullen niet weten dat de Maas zo’n belangrijke bron voor de drinkwatervoorziening is, denkt Van Baalen. “We kennen de Maas van de scheepvaart, van overstromingen. Minder bekend is dat zeven miljoen huishoudens er voor hun drinkwater afhankelijk van zijn. Op het moment dat we dat beseffen, denk ik dat we er anders naar gaan kijken.”

Verantwoordelijkheid

Uit het vorige rapport kwam de kwestie bovendrijven dat het beleid voor de waterkwaliteit in principe goed is – er zijn goede richtlijnen en wetten, op Europees en nationaal niveau, en de uitvoeringorganisaties zijn in het algemeen te goeder trouw en competent – maar dat de uitvoering en dus de praktijk vaak te wensen over laat. “Ik mis een duidelijke governance-structuur,” reageert Van Baalen, waarmee hij de manier van besturen, uitvoeren van beleid en toezicht houden bedoelt. “Wie overziet het geheel, de doelen en de handhaving? Wie neemt de verantwoordelijkheid om het probleem, de slechte waterkwaliteit, op te lossen?”

Hij noemt het feit dat er heel veel verschillende organisaties betrokken zijn: de drinkwaterbedrijven, waterschappen, centrale en lokale overheid, omgevingsdiensten, kennisinstituten, verenigingen – en dat zij verschillende deelverantwoordelijkheden hebben. “Dat is mijn zorg. Veel van de problemen komen daaruit voort.” Want als daar geen duidelijkheid over is, wordt het ook lastig om de waterkwaliteit te verbeteren en eventuele spanningen of zelfs conflicten op te lossen, legt hij uit.

Van versnipperd naar een platform

Alle informatie is kortom erg versnipperd: gegevens over bijvoorbeeld de waterkwaliteit, de vele stoffen die in het water terecht komen, de lozingsvergunningen, de bedrijven in het gebied en ook hydrologische data en gegevens over de gevolgen van klimaatverandering. Al deze informatie staat op verschillende plekken, in verschillende programma’s en worden vaak niet of nauwelijks met elkaar gedeeld. Terwijl dat wel zou kunnen helpen om de waterkwaliteit en het watermanagement te verbeteren.

Maar hoe kunnen publieke organisaties, kennisinstituten en private partijen zo’n uitwisse­ling van kennis, data en informatie bewerkstelligen? Ook die ingewikkelde vraag kreeg de hoogleraar in informatiemanagement en digitale organisatie voorgelegd. Van Baalen denkt dat het een goed idee is om een centrale database of platform te maken en daar een derde partij voor op te richten. “De informatie-uitwisseling tussen organisatie is altijd erg lastig,” reageert hij. “Er moeten uniforme standaarden en protocollen worden ontwikkeld. Een belangrijk probleem hierbij is altijd: wie past zich aan aan wie? Maar belangrijker nog is de bereidheid om informatie uit te wisselen.”

Peter van Baalen, hoogleraar informatiemanagement en digitale organisatie aan de Universiteit van Amsterdam (Foto: Eelkje Colmjon, Eelk.nl)

Waterpuzzel

Veel bedrijven zijn zeer terughoudend met het delen van informatie en zullen zich afvragen hoe de informatie wordt gedeeld en met wie, vertelt Van Baalen. “Het is een zeer gevoelige materie.” Dit heeft hij bijvoorbeeld ervaren toen hij onderzoek deed naar het opstellen van standaarden en afspraken over data-uitwisseling voor de container-industrie. Aan de andere kant heeft hij bij ander onderzoek gemerkt dat er ook vaak partijen zijn die best bereid zijn om kennis te delen, maar niet weten dat er behoefte aan is.

Tegelijkertijd bestaat het risico van een informatie-overload, weet hij ook: de situatie dat organisaties allerlei informatie gaan sturen en downloaden. Dus is het goed om duidelijk te hebben welke informatie precies nodig is van welke partij. Hij vat dit samen als: “Goed weten wat precies die waterpuzzel is.” Hij noemt in dat verband het feit dat het Maaswater niet alleen gebruikt wordt om er drinkwater van te maken, maar ook door andere sectoren: de industrie, scheepvaart, energieopwekking, koeling, landbouw, recreatie en natuur.

Geen technisch vraagstuk

Het delen van informatie is misschien wel het moeilijkste gesprek binnen een governance-structuur volgens Van Baalen. “Maar als je al deze hobbels hebt genomen kunnen slimme, AI-based technieken natuurlijk zeer behulpzaam zijn.”

Goed uitwisselen van informatie ziet hij echter niet in de eerste plaats als technisch vraagstuk. “Het gaat vooral om de samenwerking goed op gang brengen, de afspraken die je maakt. De rol van technologie is relevant, maar staat altijd in een sociale, economische en politieke context. En die bepaalt hoe de technologie zal worden gebruikt.” Hij voegt eraan toe: “Met technologie kun je veel automatiseren, monitoren. En dat kan allemaal sterk worden verbeterd. Maar daar ligt niet de oplossing. Die zit echt in de onderlinge verhoudingen in die governance-structuur.”

Collegiale samenwerking

Over de hackathon die de politie organiseerde om de grootste watervervuilers op te sporen (zie het interview met Amir Niknam) zegt Van Baalen: “Een hackaton over wat je met alle informatie kunt doen is een heel goed idee, maar het is belangrijk om al die stakeholders als rechthebbende partij te zien. Watervervuiling opsporen en milieucriminaliteit aanpakken ben ik het natuurlijk helemaal mee eens. Maar andere partijen, zoals de industrie en boeren, moet je volgens mij niet criminaliseren door ze vervuilers te noemen. Dan zijn ze niet gemotiveerd om kennis te delen en samen te werken.”

Een governance-structuur of manier van besturen die het beste bij deze situatie past – een stroomgebied van een rivier – is denkt hij een collegiale governance-structuur op basis van samen­werking. “Hard op handhaving, een zwaar sanctiebeleid is denk ik niet de manier. We hebben ook de industrie nodig, een aantal boeren en de andere watergebruikers. Als duidelijk is wat ieders belang is, kunnen we daar een gezamenlijk verantwoordelijkheid voor nemen. Misschien klinkt dit naïef, maar vanuit mijn ervaring met governance en kennis delen werkt dit het beste.”

Limiet-situatie

Elke partij zou in deze samenwerking de ‘limiet-situatie’ duidelijk moeten maken, legt hij uit: in welk geval wordt mijn positie bedreigd? “Wat moet de minimale kwaliteit of hoeveelheid water zijn? En dat moet dan erkend worden door de verschillende partijen. Ik begrijp dat de drinkwaterbedrijven bij laag water zo aan hun limiet zitten. Dan is de concentratie schadelijke stoffen gewoon heel hoog.” In het vorige jaarrapport las hij dat de betrokken partijen in het Donau-stroomgebied er wel in geslaagd zijn om goede afspraken te maken. “Ik ben heel benieuwd hoe dat daar gelukt is.”

Hij noemt het feit dat drinkwaterbedrijven nu stoppen met water uit de rivier te onttrekken als er een te hoge concentratie van een schadelijke stof in het water gemeten wordt, een innamestop. “Een soort van zelfregulatie. Wanneer de industrie meedoet in die governance-structuur zijn zij mede­verantwoordelijk. Nu zijn ze slechts een partij die moet worden gesanctioneerd.”

Zet alles op alles

De Maas stroomt natuurlijk door meer landen. “Ja, dat maakt het nog complexer,” zegt Van Baalen. “Het gaat erom dat je de bedrijven en organisaties medeverantwoordelijk maakt voor schoon drinkwater. Ook de mensen die in Frankrijk, België en Nederland aan de Maas wonen. Ik zelf bijvoorbeeld – ik heb ook baat bij de waterkwaliteit.”

Ten slotte zegt de hoogleraar, verwijzend naar de huidige problematiek rond de waterkwaliteit, waarover hij in het vorige jaarrapport las: “Ik vind het schandalig dat politici niet voor het collectieve, maatschappelijke belang gaan. Zij moeten dit oplossen, maar kiezen het partijbelang en scharen zich achter de bedrijven of de boeren. Daar gaat het behoorlijk mis. Dit is politieke falen en heeft belangrijke gevolgen. De uitspraak ‘Zet alles op alles om de waterkwaliteit te verbeteren’ op de cover van het rapport van 2023 is niets te veel gezegd. Dit moet echt hoger op de agenda komen.”


Tekst: Thessa Lageman, Onder Woorden

Dit interview is gepubliceerd in het RIWA Jaarrapport 2024 De Maas