16 januari 2019

Rechtbank Den Haag: verbod op professioneel gebruik gewasbeschermingsmiddelen buiten landbouw blijft in stand

Bij Koninklijk Besluit van 9 maart 2016 is het professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de land- en tuinbouw niet meer toegestaan. Dit geldt vanaf 1 april 2016 op verharde oppervlakken en vanaf 1 november 2017 op alle oppervlakken. Het verbod streeft er naar het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen terug te dringen om zo verontreiniging van het grond- en oppervlaktewater en door deze middelen te verminderen.

Nefyto en Artemis zijn tegen dit verbod door de Staat in beroep gegaan. Zij zijn van mening dat een wettelijke grondslag voor dit verbod ontbeert. Het verbod is gebaseerd op de Richtlijn Duurzaam Gebruik Pesticiden. Volgens Nefyto en Artemis biedt deze richtlijn geen grondslag voor een algemeen gebruiksverbod, aangezien biologische (laag-risico) middelen hier ook onder vallen. Nefyto en Artemis menen dat het verbod de geharmoniseerde toelatingsprocedure van gewasbeschermingsmiddelen in Europa doorkruist.  In dit Europese kader zijn de middelen reeds aan een strenge risico-evaluatie onderworpen. Ook zou het verbod volgens Nefyto en Artemis een beperking van het vrije verkeer van goederen binnen de Europese Unie zijn. In hun bezwaar beargumenteren zij dat deze beperking niet gerechtvaardigd kan worden: de noodzaak van het verbod is niet aangetoond, het verbod is onevenredig en niet geschikt om de door de wetgever gestelde doelen te bereiken.

De rechtbank heeft in de uitspraak op 16 januari 2019 alle vorderingen van Nefyto en Artemis verworpen:

  • Het verbod gaat over aanmerkelijk minder dan 2,5 % van de totale verkochte hoeveelheid werkzame stof. De rechtbank is met de Staat van oordeel dat van een algemeen gebruiksverbod geen sprake is.
  • De rechtbank is met de Staat van oordeel dat van de door Nefyto en Artemis gestelde doorkruising van het toelatingsbeleid geen sprake is.
  • De rechtbank is van oordeel dat de doelen die het Besluit beoogt na te streven in het geheel genomen kwalificeren als doelen van algemeen belang die een inbreuk op het vrij verkeer van goederen (in beginsel) kunnen rechtvaardigen.
  • De rechtbank is verder met de Staat van oordeel dat de noodzaak van het verbod voldoende is aangetoond.
  • De rechtbank is verder van oordeel dat de geschiktheid van het verbod voldoende is aangetoond.
  • Ten slotte is ook de evenredigheid van het verbod voldoende aangetoond.

RIWA is tevreden dat het verbod van kracht blijft, omdat het bijdraagt aan de bescherming van oppervlaktewater dat wordt gebruikt voor de drinkwaterproductie.