Interview Floor Hermans: “Vooral de energiecentrales en scheepvaart krijgen last van de lage rivierafvoeren”

Afgelopen jaar publiceerde het KNMI de KNMI-klimaatscenario’s 2023 voor de jaren 2050, 2100 en 2150. Hierin vertaalde de organisatie wat de bevindingen van het zesde rapport van de Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) van de Verenigde Naties voor Nederland betekenen. Zoals in het vorige artikel te lezen is, heeft Deltares deze KNMI-scenario’s gebruikt om de invloed van klimaatverandering op het afvoerregiem van de Maas te analyseren: de hoeveelheid water die in een bepaalde periode door de Maas stroomt.

Met deze inzichten onderzocht Floor Hermans van Wageningen University & Research (WUR) samen met onderzoeksbureau HKV lijn in water en RIWA-Maas wat deze afvoerregiems kunnen betekenen voor de verschillende gebruikers van het Maaswater. Naar verwachting wordt het afvoerregiem door klimaatverandering namelijk extremer: in nattere winters stroomt veel meer water door de Maas en in drogere zomers juist een stuk minder.

Knelpunten
Voor haar onderzoek bekeek Hermans, die zich specialiseerde in hydrologie en watermanagement, waar knelpunten in het stroomgebied kunnen gaan optreden, en ook welke economische sectoren daar last van gaan krijgen “Zo kunnen we kijken waar we in de toekomst de focus op moeten leggen.”

Het onderzoek richtte zich op het Frans-Belgische deel van het Maasstroomgebied. Deze bovenstroom van de Maas heeft natuurlijk veel invloed op de situatie in Vlaanderen en Nederland. Hermans zoomde in op 40 locaties. Daarvan worden er met het huidige klimaat 13 aangeduid als knelpunt. Dit betekent dat er tenminste één dag per jaar minder water beschikbaar is dan nodig voor alle sectoren en groepen die water gebruiken. Bij alle doorgerekende scenario’s blijkt niet alleen het aantal knelpunten toe te nemen, ook het watertekort zelf wordt groter.

Lagere afvoer
Het KNMI werkt met 6 verschillende scenario’s in 2050, 2100 en 2150. De scenario’s verschillen en zijn afhankelijk van de hoeveelheid CO2 die we blijven uitstoten, legt Hermans uit. Een laag, matig en een hoog scenario en voor elk scenario is er een natte en een droge versie. “Het ene uiterste is als onze winters aanzienlijk natter worden en het andere uiterste als de zomers heel erg droog worden.” De scenario’s zijn allemaal mogelijke toekomstbeelden – er is niet een meest waarschijnlijk scenario.

Hermans vergeleek in haar onderzoek ook de KNMI-klimaatscenario’s van 2014 en 2023. “De oude scenario’s lieten een veel grotere spreiding zien in de minimale afvoer,” vertelt ze. “Nu weten we dat de minimale afvoer sowieso lager wordt door de klimaatverandering. Alle scenario’s laten nu een afname zien, maar die is minder extreem dan in de oude scenario’s. Dat valt dus mee.”

Het aantal knelpunten gaat toenemen in de toekomst, bleek uit het onderzoek. En dan vooral in de droge scenario’s. Hoe hoger het uitstoot-scenario des te groter het watertekort en daarmee hoe extremer de knelpunten.

Wat gebruiken de sectoren
Voor het onderzoek is het RIBASIM-model (RIver BAsin SImulation Model) voor de Maas gebruikt. Dat is in 2022 ontwikkeld door Deltares in opdracht van RIWA-Maas, Rijkswaterstaat en de drinkwaterbedrijven. Hermans licht toe: “RIBASIM is een waterbalans-model. Ik heb gekeken hoeveel water er in- en uitgaat bij de verschillende klimaatscenario’s.”

Floor Hermans van Wageningen University & Research (WUR) (Foto: Eelkje Colmjon, Eelk.nl)

Daarbij onderzocht ze zowel het effect van klimaatverandering op het aantal knelpunten, meer of minder regen en wat dat betekent voor de afvoer, als ook de onttrekkingen. Dat wil zeggen, hoeveel water de verschillende sectoren gebruiken: de landbouw, industrie, energie, scheepvaart en drinkwaterconsumenten. Daarvoor gebruikte ze gegevens uit de Delta-scenario’s uit 2017. Deze scenario’s, van onder andere Deltares, schetsen een beeld van de hoeveelheid water die deze sectoren gebruiken, wat de gevolgen van klimaatverandering zijn in 2050 en welke problemen dat met zich meebrengt voor deze sectoren.

Energie en scheepvaart
Twee knelpunten vielen vooral op in het onderzoek van Hermans en haar collega’s. Ten eerste de energiecentrales. Deze gebruiken de grootste hoeveelheid Maaswater, namelijk als koelwater, al lozen ze het grootste deel van het water uiteindelijk weer terug. Hermans: “Als er weinig water door de rivier stroomt, kan het voorkomen dat de energiecentrales niet genoeg water hebben voor de koeling. Of dat de temperatuur van het water te hoog is.” Ze wijst in deze context op het belang van ontwikkelingen in de energiesector: “Door meer zonne- en windenergie te gebruiken en minder fossiele brandstoffen breng je het waterverbruik door de huidige energiecentrales omlaag.”

Het tweede grote knelpunt ligt bij de scheepvaart. “De sluizen in de Vlaamse kanalen hebben nu al last van watertekorten,” zegt Hermans. “Bij lage waterafvoeren komt het goed functioneren van de sluizen in de knel.”

Het Netekanaal (Vlaanderen) is een knelpunt voor het drinkwater, blijkt ook uit het onderzoek. “In het huidige klimaat is hier al sprake van een knelpunt, maar onder de droge scenario’s zal dit een ernstig knelpunt worden.” Dat betekent dat de vraag naar water wel 2 keer zo groot is als het aanbod.

Waterkwaliteit
Hermans denkt dat haar onderzoek goede eerste inzichten geeft in waar de problemen gaan optreden. Maar, zegt ze: “Dit onderzoek ging over de knelpunten op het gebied van de waterkwantiteit, niet over de gevolgen van klimaatverandering op de waterkwaliteit. Als je weinig water hebt, neemt natuurlijk de concentratie opgeloste stoffen toe, want er is veel minder verdunning. Dat geeft weer ander soort problemen.” Ze raadt daarom vervolgonderzoek aan naar de knelpunten op het gebied van de waterkwaliteit.

Deltares gaat in een vervolgonderzoek allereerst kijken welke knelpunten er zijn in de hoeveelheid water in het Nederlandse deel van het Maasstroomgebied. Dit keer op basis van een nieuwe versie van het RIBASIM-model. Ook wordt dan het grondwater meegenomen waar de landbouw veel gebruik van maakt. “Als je veel grondwater onttrekt, neemt de grondwaterstroming naar de rivier af,” legt Hermans uit. “Dat kan van invloed zijn op de knelpunten. Mogelijk zijn dat er meer dan we nu in kaart hebben gebracht.”

Hermans verwacht dat de knelpuntenanalyse goed te gebruiken is in de gesprekken over de waterbeschikbaarheid met de verschillende gebruikers van het Maaswater. “Hopelijk kunnen we met dit overzicht een internationale dialoog beginnen over hoe we die problemen samen aan kunnen pakken,” zegt ze.

Meer lezen over dit onderzoek? Lees het hier.


Tekst: Thessa Lageman, Onder Woorden

Dit interview is gepubliceerd in het RIWA Jaarrapport 2023 De Maas

Interview Aisha Maeda: “De partners van de Schone Maaswaterketen werken nu soepeler samen”

De Schone Maaswaterketen (SMWK) werkt aan het verbeteren van de kwaliteit van het water in de Maas. “Het is hard nodig om de waterkwaliteit te verbeteren,” zegt Aisha Maeda. “Daarvoor moeten de schadelijke lozingen omlaag.” Ze was twee jaar projectcoördinator bij dit samenwerkingsverband vanuit RIWA-Maas en als onderdeel van het Nationaal Watertraineeship.

Hotspotanalyse
Tijdens haar traineeship was Maeda nauw betrokken bij een onderzoek naar hotspots van industriële stoffen. Bedrijven lozen op het riool, op rivieren en beken die naar de Maas stromen en op de Maas zelf. Van welk bedrijf of welke bedrijven een specifieke stof afkomstig is, is vaak niet duidelijk, legt ze uit. “Niet alle stoffen staan in de vergunningen. Je hebt kleinere bedrijven die helemaal geen vergunning hebben. En de lozingen van bedrijfsactiviteiten op het riool zijn niet goed in beeld.”

De SMWK wil meer inzicht in de bronnen van de verontreinigingen. Met behulp van de website bedrijvenopdekaart.nl waar informatie van de Kamer van Koophandel is ontsloten, hebben de partners afgelopen jaar in kaart gebracht welke bedrijven zich allemaal rond de Maas bevinden. Die bedrijfsgegevens werden vervolgens gelinkt aan de ZZS-database van het RIVM. Maeda licht toe: “We hebben een link gelegd tussen de geografische spreiding van bedrijfsactiviteiten en de zuiveringsgebieden van de waterschappen. Dit is gekoppeld aan de informatie over de verwachte Zeer Zorgwekkende Stoffen per bedrijfsactiviteit. Die inzichten geven een beter beeld van de stoffen die we kunnen verwachten.”

Deze hotspotanalyse helpt daarnaast bij de duiding van meetresultaten. Maeda: “Een meetresultaat geeft bijvoorbeeld aan dat er een hoge concentratie van een bepaalde stof is op een bepaalde locatie. Dan kun je met de hotspotanalyse vinden welke bedrijfsactiviteiten, locaties en zuiveringskringen we nader kunnen onderzoeken om de herkomst van de stof te achterhalen. Met die informatie kan je in gesprek met bedrijven of brancheorganisaties.” De SMWK wil de komende jaren nog beter zicht krijgen op de aard, omvang en herkomst van organische microverontreinigingen en de impact daarvan op mensen, dieren en het milieu.


Aisha Maeda, voormalig water trainee bij RIWA-Maas (Foto: Maarten de Penning)

Samenwerking met bedrijven
Samen met andere trainees van het Nationaal Watertraineeship heeft Maeda zich daarnaast ingezet om bedrijven te betrekken bij de Schone Maaswaterketen. “We hebben gekeken wat bedrijven hiervan vinden en hoe ze zouden kunnen samenwerken met de partners van de SMWK.” Er zijn inderdaad bedrijven die hiervoor open staan, vertelt ze.

De SMWK biedt deze bedrijven aan het afvalwater met de laatste onderzoekstechnieken te analyseren en met expertise van het lab van de partnerorganisaties te duiden welke schadelijke stoffen zich mogelijk in het afvalwater zitten. Het bedrijf kan vervolgens beter opletten wat in het productieproces gebruikt en uiteindelijk aan afvalwater geloosd wordt. “Deze bedrijven willen de maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen,” zegt Maeda. “Ze hebben zelf goede meettechnieken en labs, maar focussen op specifieke stoffen. De SMWK nodigt ze uit om innovatieve meetmethoden te testen en samen naar de resultaten te kijken voor een compleet beeld.”

Basismeetnet
De Schone Maaswaterketen bracht in 2023 verder de 30 meetpunten van de drinkwaterbedrijven en waterschappen in de Maas samen in het zogenaamde Basismeetnet. Hierin meet de SMWK verschillende stoffen om de waterkwaliteit te monitoren.

Maeda vertelt over de innovatieve meetmethoden, waardoor de onderzoekers potentieel schadelijke stoffen kunnen identificeren die eerder onopgemerkt bleven. “Eerst keken de partners vooral naar hun eigen stukje rivier en naar de stoffen die zij belangrijk vinden. Nu krijgen ze het complete beeld. Meer informatie helpt het Maaswater beter te beschermen. Deze samenwerking voorkomt daarnaast dubbele metingen.”

Vijf landen
Het verbeteren van de samenwerking met de buurlanden – het Maasstroomgebied beslaat vijf landen – staat ook op de agenda van de SMWK. Afgelopen jaar was de SMWK medeorganisator van het jaarlijkse internationale Maas-symposium, dat Deltares en de Universiteit van Luik al jaren organiseren. “Normaal gesproken gaat het over hydrologie en kwantiteit,” vertelt Maeda. “Wij hebben praktijkgerichte parallelsessies georganiseerd over de kwaliteit van het Maaswater.” Zo kwamen er vragen aan bod als: welke vergunningen zijn er in België en Nederland en waar zijn ze te vinden? Welke rekenmodellen van verontreinigingen in het water bestaan er en over welke data beschikken we?

Vindt Maeda dat de SMWK op de goede weg is: verwacht ze dat het Maaswater daadwerkelijk schoner gaat worden? “We zijn steeds meer kennis aan het vergaren,” reageert ze. “Over de vergunningen bijvoorbeeld. En we hebben dus een hotspotanalyse gedaan. Ondertussen vinden metingen plaats. Kortom, we zetten allemaal goede stappen om uiteindelijk tot het doel, de reductie, te komen.”

Begrip voor elkaar
De Schone Maaswaterketen zorgt ervoor dat de partners elkaar beter weten te vinden en makkelijker met elkaar samenwerken, benadrukt Maeda. “Door samen te komen zijn de partners elkaar beter gaan begrijpen. Ze hebben allemaal belang bij een schonere Maas, maar leggen een andere focus en hebben net andere belangen,” legt ze uit.

De SMWK wil ook het proces van vergunningverlening, toezicht en handhaving verbeteren. Hiervoor komen sinds eind 2022 de vergunningverleners van de verschillende waterschappen en Rijkswaterstaat vier keer per jaar samen. Daarnaast sluiten soms vertegenwoordigers van drinkwaterbedrijven aan. We bespreken casestudies en bijvoorbeeld moeilijkheden bij de vergunningverlening.

Dat is een interessante wisselwerking, heeft Maeda gemerkt. Want zo kan de vergunningverlening het drinkwaterbelang meenemen en kunnen de drinkwaterbedrijven het perspectief van vergunningsverleners beter begrijpen, zo nodig vragen stellen over de vergunning en het effect op de waterkwaliteit. “Zo krijg je een wisselwerking in plaats van dat je tegenover elkaar staat. Als je begrip hebt voor elkaars standpunt, kan je een beter gesprek voeren en efficiënter samenwerken.”


Tekst: Thessa Lageman, Onder Woorden

Dit interview is gepubliceerd in het RIWA Jaarrapport 2023 De Maas