Interview Peter van Baalen, hoogleraar informatiemanagement en digitale organisatie aan de Universiteit van Amsterdam: “In de technologie zit niet de oplossing”

“Jeetje, wat een immens probleem,” dacht Peter van Baalen toen hij het vorige jaarrapport van RIWA-Maas doornam. In zijn vakgebied – hij is hoogleraar informatiemanagement en digitale organisatie aan de Faculteit Economie en Bedrijfskunde van de UvA – houdt hij zich niet met water bezig, maar wel met hoe kennis of informatie het beste gedeeld kan worden. Bovendien ziet hij vanuit zijn woning in Maassluis de Nieuwe Waterweg voorbijstromen en komt er drinkwater gemaakt van de Maas bij hem uit de kraan.

Niet op de eerste plaats

Door de interviews in het vorige rapport was hij “enigszins geschokt geraakt”, vertelt hij. Het gebrek aan transparantie en samenwerking tussen partijen en landen verbaasde hem. Bijvoorbeeld het feit dat de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water (KRW) steeds maar niet gehaald worden, ook niet in 2027. “Terwijl schoon drinkwater onze belangrijkste levensbehoefte is. Hoe kan het dat we zo achterlopen? Hoe komt het dat we moeite hebben om de waterkwaliteit op nummer één te zetten?”

Veel mensen zullen niet weten dat de Maas zo’n belangrijke bron voor de drinkwatervoorziening is, denkt Van Baalen. “We kennen de Maas van de scheepvaart, van overstromingen. Minder bekend is dat zeven miljoen huishoudens er voor hun drinkwater afhankelijk van zijn. Op het moment dat we dat beseffen, denk ik dat we er anders naar gaan kijken.”

Verantwoordelijkheid

Uit het vorige rapport kwam de kwestie bovendrijven dat het beleid voor de waterkwaliteit in principe goed is – er zijn goede richtlijnen en wetten, op Europees en nationaal niveau, en de uitvoeringorganisaties zijn in het algemeen te goeder trouw en competent – maar dat de uitvoering en dus de praktijk vaak te wensen over laat. “Ik mis een duidelijke governance-structuur,” reageert Van Baalen, waarmee hij de manier van besturen, uitvoeren van beleid en toezicht houden bedoelt. “Wie overziet het geheel, de doelen en de handhaving? Wie neemt de verantwoordelijkheid om het probleem, de slechte waterkwaliteit, op te lossen?”

Hij noemt het feit dat er heel veel verschillende organisaties betrokken zijn: de drinkwaterbedrijven, waterschappen, centrale en lokale overheid, omgevingsdiensten, kennisinstituten, verenigingen – en dat zij verschillende deelverantwoordelijkheden hebben. “Dat is mijn zorg. Veel van de problemen komen daaruit voort.” Want als daar geen duidelijkheid over is, wordt het ook lastig om de waterkwaliteit te verbeteren en eventuele spanningen of zelfs conflicten op te lossen, legt hij uit.

Van versnipperd naar een platform

Alle informatie is kortom erg versnipperd: gegevens over bijvoorbeeld de waterkwaliteit, de vele stoffen die in het water terecht komen, de lozingsvergunningen, de bedrijven in het gebied en ook hydrologische data en gegevens over de gevolgen van klimaatverandering. Al deze informatie staat op verschillende plekken, in verschillende programma’s en worden vaak niet of nauwelijks met elkaar gedeeld. Terwijl dat wel zou kunnen helpen om de waterkwaliteit en het watermanagement te verbeteren.

Maar hoe kunnen publieke organisaties, kennisinstituten en private partijen zo’n uitwisse­ling van kennis, data en informatie bewerkstelligen? Ook die ingewikkelde vraag kreeg de hoogleraar in informatiemanagement en digitale organisatie voorgelegd. Van Baalen denkt dat het een goed idee is om een centrale database of platform te maken en daar een derde partij voor op te richten. “De informatie-uitwisseling tussen organisatie is altijd erg lastig,” reageert hij. “Er moeten uniforme standaarden en protocollen worden ontwikkeld. Een belangrijk probleem hierbij is altijd: wie past zich aan aan wie? Maar belangrijker nog is de bereidheid om informatie uit te wisselen.”

Peter van Baalen, hoogleraar informatiemanagement en digitale organisatie aan de Universiteit van Amsterdam (Foto: Eelkje Colmjon, Eelk.nl)

Waterpuzzel

Veel bedrijven zijn zeer terughoudend met het delen van informatie en zullen zich afvragen hoe de informatie wordt gedeeld en met wie, vertelt Van Baalen. “Het is een zeer gevoelige materie.” Dit heeft hij bijvoorbeeld ervaren toen hij onderzoek deed naar het opstellen van standaarden en afspraken over data-uitwisseling voor de container-industrie. Aan de andere kant heeft hij bij ander onderzoek gemerkt dat er ook vaak partijen zijn die best bereid zijn om kennis te delen, maar niet weten dat er behoefte aan is.

Tegelijkertijd bestaat het risico van een informatie-overload, weet hij ook: de situatie dat organisaties allerlei informatie gaan sturen en downloaden. Dus is het goed om duidelijk te hebben welke informatie precies nodig is van welke partij. Hij vat dit samen als: “Goed weten wat precies die waterpuzzel is.” Hij noemt in dat verband het feit dat het Maaswater niet alleen gebruikt wordt om er drinkwater van te maken, maar ook door andere sectoren: de industrie, scheepvaart, energieopwekking, koeling, landbouw, recreatie en natuur.

Geen technisch vraagstuk

Het delen van informatie is misschien wel het moeilijkste gesprek binnen een governance-structuur volgens Van Baalen. “Maar als je al deze hobbels hebt genomen kunnen slimme, AI-based technieken natuurlijk zeer behulpzaam zijn.”

Goed uitwisselen van informatie ziet hij echter niet in de eerste plaats als technisch vraagstuk. “Het gaat vooral om de samenwerking goed op gang brengen, de afspraken die je maakt. De rol van technologie is relevant, maar staat altijd in een sociale, economische en politieke context. En die bepaalt hoe de technologie zal worden gebruikt.” Hij voegt eraan toe: “Met technologie kun je veel automatiseren, monitoren. En dat kan allemaal sterk worden verbeterd. Maar daar ligt niet de oplossing. Die zit echt in de onderlinge verhoudingen in die governance-structuur.”

Collegiale samenwerking

Over de hackathon die de politie organiseerde om de grootste watervervuilers op te sporen (zie het interview met Amir Niknam) zegt Van Baalen: “Een hackaton over wat je met alle informatie kunt doen is een heel goed idee, maar het is belangrijk om al die stakeholders als rechthebbende partij te zien. Watervervuiling opsporen en milieucriminaliteit aanpakken ben ik het natuurlijk helemaal mee eens. Maar andere partijen, zoals de industrie en boeren, moet je volgens mij niet criminaliseren door ze vervuilers te noemen. Dan zijn ze niet gemotiveerd om kennis te delen en samen te werken.”

Een governance-structuur of manier van besturen die het beste bij deze situatie past – een stroomgebied van een rivier – is denkt hij een collegiale governance-structuur op basis van samen­werking. “Hard op handhaving, een zwaar sanctiebeleid is denk ik niet de manier. We hebben ook de industrie nodig, een aantal boeren en de andere watergebruikers. Als duidelijk is wat ieders belang is, kunnen we daar een gezamenlijk verantwoordelijkheid voor nemen. Misschien klinkt dit naïef, maar vanuit mijn ervaring met governance en kennis delen werkt dit het beste.”

Limiet-situatie

Elke partij zou in deze samenwerking de ‘limiet-situatie’ duidelijk moeten maken, legt hij uit: in welk geval wordt mijn positie bedreigd? “Wat moet de minimale kwaliteit of hoeveelheid water zijn? En dat moet dan erkend worden door de verschillende partijen. Ik begrijp dat de drinkwaterbedrijven bij laag water zo aan hun limiet zitten. Dan is de concentratie schadelijke stoffen gewoon heel hoog.” In het vorige jaarrapport las hij dat de betrokken partijen in het Donau-stroomgebied er wel in geslaagd zijn om goede afspraken te maken. “Ik ben heel benieuwd hoe dat daar gelukt is.”

Hij noemt het feit dat drinkwaterbedrijven nu stoppen met water uit de rivier te onttrekken als er een te hoge concentratie van een schadelijke stof in het water gemeten wordt, een innamestop. “Een soort van zelfregulatie. Wanneer de industrie meedoet in die governance-structuur zijn zij mede­verantwoordelijk. Nu zijn ze slechts een partij die moet worden gesanctioneerd.”

Zet alles op alles

De Maas stroomt natuurlijk door meer landen. “Ja, dat maakt het nog complexer,” zegt Van Baalen. “Het gaat erom dat je de bedrijven en organisaties medeverantwoordelijk maakt voor schoon drinkwater. Ook de mensen die in Frankrijk, België en Nederland aan de Maas wonen. Ik zelf bijvoorbeeld – ik heb ook baat bij de waterkwaliteit.”

Ten slotte zegt de hoogleraar, verwijzend naar de huidige problematiek rond de waterkwaliteit, waarover hij in het vorige jaarrapport las: “Ik vind het schandalig dat politici niet voor het collectieve, maatschappelijke belang gaan. Zij moeten dit oplossen, maar kiezen het partijbelang en scharen zich achter de bedrijven of de boeren. Daar gaat het behoorlijk mis. Dit is politieke falen en heeft belangrijke gevolgen. De uitspraak ‘Zet alles op alles om de waterkwaliteit te verbeteren’ op de cover van het rapport van 2023 is niets te veel gezegd. Dit moet echt hoger op de agenda komen.”


Tekst: Thessa Lageman, Onder Woorden

Dit interview is gepubliceerd in het RIWA Jaarrapport 2024 De Maas

Interview Annette Ottolini, algemeen directeur Evides en bestuurslid van RIWA-Maas: “We mogen wel wat activistischer worden”

In de afgelopen jaren is Annette Ottolini als algemeen directeur van Evides en bestuurslid van RIWA-Maas heel wat uitdagingen tegengekomen. Ze begon in 2014 met deze functies en neemt dit jaar afscheid. Die uitdagingen draaien vooral om de waterkwaliteit van de Maas. Van het drinkwater dat Evides maakt voor 2,5 miljoen consumenten en bedrijven in het zuidwesten van Zuid-Holland, het zuidwesten van Noord-Brabant en in Zeeland wordt 86% geproduceerd uit Maaswater, 4% uit het Haringvliet en 10% uit grondwater.

Innamestop

De grootste uitdaging was tien jaar geleden, vertelt Ottolini: tijdens een meting werd pyrazool aangetroffen in de Maas. De chemische stof die gebruikt wordt om geneesmiddelen, kleurstoffen en bestrijdingsmiddelen te maken. Omdat de mosselmonitor een alarm gaf en er tal van niet geïdentificeerde stoffen werden aangetroffen staakten de drinkwaterbedrijven hun inname van Maaswater. “Toen hebben we een behoorlijk lange innamestop gehad,” zegt Ottolini.

Gedurende 25 dagen kon Evides geen water uit de Maas halen om er drinkwater van te maken. Zo’n lange innamestop was sinds 1995 niet meer voorgekomen. “Hierdoor hadden we op enig moment nog maar voor een week water voor heel Zuidwest-Nederland, dit was echt een crisis en direct een wake-up call.”

Om zo’n situatie in de toekomst te voorkomen, besloot Evides een nieuw innamepompstation te bouwen, waarmee sneller en meer water uit de rivier gehaald kan worden om de voorraad water in het spaarbekken weer aan te vullen na een innamestop. In 2021 is dit innamepompstation Bergsche Maas geopend.

Mosselen

Toen het water in 2015 maar bleef zakken in de spaarbekkens was ook gebleken dat er veel mosselen op de randen zaten, vertelt Ottolini. Als die droog zouden komen te liggen, zouden ze gaan rotten en de kwaliteit van het water zo verslechteren dat er geen drinkwater meer van gemaakt kon worden. De vorm van de spaarbekkens is daarom ook aangepast zodat er niet zoveel mosselen meer aan kunnen hechten, met als bijkomend voordeel dat er meer ruimte in het bekken is gekomen.

Het drinkwaterbedrijf is nu beter voorbereid op een dergelijke crisis, maar zegt Ottolini: “Ondertussen verbetert de waterkwaliteit van de Maas niet. Daar maak ik me echt zorgen over. Ja, we kunnen innamestops doen en de zuiveringsmethodes aanpassen. Maar volgens de Europese Kaderrichtlijn Water moeten drinkwaterbedrijven met eenvoudige zuiveringsprincipes drinkwater kunnen maken. Dat is op dit moment ver uit beeld.”

Lozingen in kaart

Om hier verandering in te brengen zijn goede meetmethodes ontwikkeld door de Schone Maaswaterketen, samenwerkingsverband van drinkwaterbedrijven, waaronder Evides, RIWA-Maas, waterschappen, de rijksoverheid, dat sinds 2015 bestaat. “Hiermee kunnen we goed volgen waar die lozingen precies vandaan komen,” licht Ottolini toe. “Dat hebben we vervolgens in kaart gebracht in de Atlas van de Schone Maas.” Hierin staan de directe lozingen die bedrijven in een rivier, sloot, beek of kanaal lozen. Het samenwerkingsverband probeert nu ook een beter beeld te krijgen van de indirecte lozingen, die via het riool en de afvalwaterzuiveringsinstallaties in de rivier komen.

De stof pyrazool bleek in 2015 te komen van Sitech, tegenwoordig Circle Infra Partners, dat het afvalwater zuivert van de fabrieken op industrieterrein Chemelot in Limburg. In de jaren na de pyrazoolcrisis vond overleg plaats over de nieuwe lozingsvergunning van het bedrijf: op initiatief van Waterschap Limburg probeerden Evides, Dunea, WML, de Provincie Limburg en Rijkswaterstaat samen met Circle Infra Partners tot een vergunning te komen die voor iedereen werkbaar was.

Ottolini vertelt over deze zogenoemde Mutual Gains Approach. “Hierdoor zijn we uiteindelijk tot een hele mooie vergunning gekomen. Alle stoffen die dit bedrijf loost en de maximale hoeveelheid staan erin. En de waterbezwaarlijkheid van die stoffen, de negatieve impact op de waterkwaliteit voor mensen, dieren en planten, wordt ook continu gemeten. In de vergunning zitten diverse ijk- en bijstelmomenten, waardoor de vergunning een dynamisch karakter heeft.”

Annette Ottolini, algemeen directeur Evides en bestuurslid van RIWA-Maas (Foto: Eelkje Colmjon, Eelk.nl)

Voorbeeldvergunning

De nieuwe lozingsvergunning van Circle Infra Partners is in 2020 verleend. “We hadden gedacht dat dit type vergunning heel veel navolging zou krijgen,” zegt Ottolini. “Zeker omdat de VNCI, de Vereniging van Nederlandse Chemische Industrie, er erg van gecharmeerd was. Iedereen was er enthousiast over. Maar tot nu toe hebben andere bedrijven en bevoegde gezagen dit voorbeeld helaas niet gevolgd.”

Ottolini vindt dat de overheden die de vergunningen moeten verlenen de initiator zouden moeten zijn van zo’n Mutual Gains Approach. “Ik roep graag het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat op om beleid te maken waardoor de bevoegde gezagen alleen op zo’n manier een vergunning kunnen verlenen.” Rijkswaterstaat en de waterschappen verlenen de vergunningen voor de directe lozingen, de 29 regionale omgevingsdiensten de vergunningen voor de indirecte lozingen.

In veel gevallen staan nu niet alle stoffen die bedrijven lozen in hun lozingsvergunning vermeld, legt Ottolini uit. De actualisatie van vergunningen loopt enorm achter en veelal zijn vergunningen in Nederland verouderd omdat deze voor onbepaalde tijd zijn afgegeven en daardoor niet de actuele lozingseisen aan stoffen bevatten. “In de tussentijd kan een bedrijf het productieproces aanpassen en vervolgens stoffen lozen die niet in de vergunning genoemd staan.”

Altijd actueel en duidelijke eisen

Ottolini zegt daarom: “We pleiten voor permanente metingen in het afvalwater. Het mooie van dit soort dynamische vergunningen is dat ze altijd actueel zijn.” Maar hoe zit het dan met de achterstanden bij het actualiseren van de vergunningen? “Een aantal van de bevoegde gezagen zegt niet genoeg mensen te hebben,” reageert ze. “Maar als de vergunning op basis van een systematiek met permanente metingen vormgegeven is, heb je geen achterstanden en vaak ook minder mensen nodig.” Is het wel mogelijk om continu te meten? Ottolini meent van wel: “Zeker met de nieuwe technologieën kan dat makkelijk.”

De Schone Maaswaterketen werkt inmiddels aan het beter in kaart brengen van de indirecte lozingen, wat geen makkelijke opgave is. Ottolini vindt ook dat de waterschappen meer eisen mogen gaan stellen aan het afvalwater dat ze ontvangen. “En daarover afspraken maken met de bedrijven die bij hen lozen. Daar zijn de waterschappen druk mee bezig, maar er kan natuurlijk altijd een tandje bij.”

Minder verdund

De klimaatverandering was ook een uitdaging voor Evides in de afgelopen jaren en dat blijft natuurlijk in de toekomst zo. “We hebben een onderzoek laten doen door Deltares om te kijken of de Maas in 2100 nog steeds een belangrijke en een goede bron voor ons is,” vertelt Ottolini. Hieruit blijkt dat de kwantiteit, de zoetwaterbeschikbaarheid, dan geen probleem is, de kwaliteit wel. “Daar maken we ons zorgen over. Zeker als je kijkt naar de nieuwe klimaatscenario’s van het KNMI, die een enorme versnelling in de verandering van het klimaat laten zien.”

Ze noemt het feit dat ondertussen de vervuiling toeneemt: medicijnresten, bestrijdingsmiddelen, plastics, PFAS en andere schadelijke stoffen en benadrukt: “De droogte verergert deze problematiek. Omdat bij een lage afvoer, als er weinig water door de rivier stroomt, deze stoffen in hogere concentraties aanwezig zijn.”

Bron beter beschermen

Daarom vindt ze dat er zo snel mogelijk een verbod moet komen op het lozen van Zeer Zorgwekkende Stoffen, een lijst van het RIVM met ruim 3.000 stoffen. Ook zegt ze: “Ik vind het mooi om te zien dat rivieren her en der op de wereld een rechtspersoon worden en op die manier beschermd kunnen worden.” De eerste rivier was de Whanganui rivier in Nieuw-Zeeland in 2017.

Verder noemt ze het voorzorgsprincipe: stoffen eerst veel beter toetsen op de waterbezwaarlijkheid, de schadelijkheid voor mens, milieu en drinkwater, voordat ze geloosd mogen worden. “Het is natuurlijk een beetje gek dat bedrijven er op los kunnen lozen en dat wij alles aan de achterkant, achteraf dan weer moeten repareren.” Dankzij alle technologieën kunnen drinkwaterbedrijven ook van verontreinigd water goed drinkwater maken, maar dat kost veel geld, grondstoffen, energie en water. “Het scheelt heel veel als je het aan de voorkant, van tevoren doet.”

Voorop lopen

Ook voor de bedrijven die deze stoffen lozen is zo’n toets slim om te doen, legt ze uit. “Als een bedrijf weet dat de lozingen niet schadelijk zijn, is het bedrijf ook toekomstbestendig. Dan is de licence to operate voor elkaar.” Dat betekent je voorbereiden op de wetgeving die eraan komt vanuit Brussel en milieuvriendelijkere alternatieven zoeken. “Dit is een win-win-winsituatie voor iedereen: de bedrijven, de bevoegde gezagen en alle partijen die gebruik maken van het zoete water.”

Ze noemt daarnaast het feit dat de Schone Maaswaterketen probeert om in gesprek te gaan met bedrijven over het effect van de lozingen. “Dat is heel belangrijk. Maar als dat tot niks leidt, moeten we het proactiever aanpakken – we kunnen niet te lang geduld hebben.”

Hoger op de agenda

Welke rol ziet Ottolini voor RIWA-Maas in de bescherming van de Maas als bron voor drinkwater in de komende tijd? Ze komt terug op de Kaderrichtlijn Water. “Het is natuurlijk bijzonder dat die er al sinds 2000 is, dat we al 25 jaar lang weten wat we moeten doen. Heel veel dingen zijn keer op keer uitgesteld. Ik denk dat we vanuit RIWA-Maas en ook samen met de leden wat activistischer mogen worden.”

Daarmee bedoelt ze: “Nog scherper agenderen, steviger op de trom slaan, de verantwoordelijkheid van de vergunningverleners wettelijk verankeren: een Mutual Gains Approach verplichten en permanente monitoring van het afvalwater bij bedrijven. Zorgen voor een daadwerkelijk verbod op de lozing van ZZS en er echt voor zorgen dat het voorzorgsprincipe wordt toegepast. Duidelijke afspraken maken en elkaar daar beter aan houden.”

Vergeleken met 2014 toen ze begon in deze functies heeft RIWA-Maas de problematiek best wel op de kaart gezet, vindt ze. Ze zegt tot besluit: “Ik ben blij met de ontwikkeling die de vereniging de afgelopen jaren heeft doorgemaakt: er wordt veel meer de publiciteit gezocht. Tegelijkertijd is er nog een wereld te winnen.”


Tekst: Thessa Lageman, Onder Woorden

Dit interview is gepubliceerd in het RIWA Jaarrapport 2024 De Maas