Interview Annette Ottolini, algemeen directeur Evides en bestuurslid van RIWA-Maas: “We mogen wel wat activistischer worden”
Welke uitdagingen is Annette Ottolini in de afgelopen jaren tegengekomen en hoe kijkt ze naar de toekomst? Bij haar vertrek vroegen we haar om terug en vooruit te blikken. “Het is tijd om steviger op de trom te slaan. We kunnen niet te lang geduld hebben.”
In de afgelopen jaren is Annette Ottolini als algemeen directeur van Evides en bestuurslid van RIWA-Maas heel wat uitdagingen tegengekomen. Ze begon in 2014 met deze functies en neemt dit jaar afscheid. Die uitdagingen draaien vooral om de waterkwaliteit van de Maas. Van het drinkwater dat Evides maakt voor 2,5 miljoen consumenten en bedrijven in het zuidwesten van Zuid-Holland, het zuidwesten van Noord-Brabant en in Zeeland wordt 86% geproduceerd uit Maaswater, 4% uit het Haringvliet en 10% uit grondwater.
Innamestop
De grootste uitdaging was tien jaar geleden, vertelt Ottolini: tijdens een meting werd pyrazool aangetroffen in de Maas. De chemische stof die gebruikt wordt om geneesmiddelen, kleurstoffen en bestrijdingsmiddelen te maken. Omdat de mosselmonitor een alarm gaf en er tal van niet geïdentificeerde stoffen werden aangetroffen staakten de drinkwaterbedrijven hun inname van Maaswater. “Toen hebben we een behoorlijk lange innamestop gehad,” zegt Ottolini.
Gedurende 25 dagen kon Evides geen water uit de Maas halen om er drinkwater van te maken. Zo’n lange innamestop was sinds 1995 niet meer voorgekomen. “Hierdoor hadden we op enig moment nog maar voor een week water voor heel Zuidwest-Nederland, dit was echt een crisis en direct een wake-up call.”
Om zo’n situatie in de toekomst te voorkomen, besloot Evides een nieuw innamepompstation te bouwen, waarmee sneller en meer water uit de rivier gehaald kan worden om de voorraad water in het spaarbekken weer aan te vullen na een innamestop. In 2021 is dit innamepompstation Bergsche Maas geopend.
Mosselen
Toen het water in 2015 maar bleef zakken in de spaarbekkens was ook gebleken dat er veel mosselen op de randen zaten, vertelt Ottolini. Als die droog zouden komen te liggen, zouden ze gaan rotten en de kwaliteit van het water zo verslechteren dat er geen drinkwater meer van gemaakt kon worden. De vorm van de spaarbekkens is daarom ook aangepast zodat er niet zoveel mosselen meer aan kunnen hechten, met als bijkomend voordeel dat er meer ruimte in het bekken is gekomen.
Het drinkwaterbedrijf is nu beter voorbereid op een dergelijke crisis, maar zegt Ottolini: “Ondertussen verbetert de waterkwaliteit van de Maas niet. Daar maak ik me echt zorgen over. Ja, we kunnen innamestops doen en de zuiveringsmethodes aanpassen. Maar volgens de Europese Kaderrichtlijn Water moeten drinkwaterbedrijven met eenvoudige zuiveringsprincipes drinkwater kunnen maken. Dat is op dit moment ver uit beeld.”
Lozingen in kaart
Om hier verandering in te brengen zijn goede meetmethodes ontwikkeld door de Schone Maaswaterketen, samenwerkingsverband van drinkwaterbedrijven, waaronder Evides, RIWA-Maas, waterschappen, de rijksoverheid, dat sinds 2015 bestaat. “Hiermee kunnen we goed volgen waar die lozingen precies vandaan komen,” licht Ottolini toe. “Dat hebben we vervolgens in kaart gebracht in de Atlas van de Schone Maas.” Hierin staan de directe lozingen die bedrijven in een rivier, sloot, beek of kanaal lozen. Het samenwerkingsverband probeert nu ook een beter beeld te krijgen van de indirecte lozingen, die via het riool en de afvalwaterzuiveringsinstallaties in de rivier komen.
De stof pyrazool bleek in 2015 te komen van Sitech, tegenwoordig Circle Infra Partners, dat het afvalwater zuivert van de fabrieken op industrieterrein Chemelot in Limburg. In de jaren na de pyrazoolcrisis vond overleg plaats over de nieuwe lozingsvergunning van het bedrijf: op initiatief van Waterschap Limburg probeerden Evides, Dunea, WML, de Provincie Limburg en Rijkswaterstaat samen met Circle Infra Partners tot een vergunning te komen die voor iedereen werkbaar was.
Ottolini vertelt over deze zogenoemde Mutual Gains Approach. “Hierdoor zijn we uiteindelijk tot een hele mooie vergunning gekomen. Alle stoffen die dit bedrijf loost en de maximale hoeveelheid staan erin. En de waterbezwaarlijkheid van die stoffen, de negatieve impact op de waterkwaliteit voor mensen, dieren en planten, wordt ook continu gemeten. In de vergunning zitten diverse ijk- en bijstelmomenten, waardoor de vergunning een dynamisch karakter heeft.”

Annette Ottolini, algemeen directeur Evides en bestuurslid van RIWA-Maas (Foto: Eelkje Colmjon, Eelk.nl)
Voorbeeldvergunning
De nieuwe lozingsvergunning van Circle Infra Partners is in 2020 verleend. “We hadden gedacht dat dit type vergunning heel veel navolging zou krijgen,” zegt Ottolini. “Zeker omdat de VNCI, de Vereniging van Nederlandse Chemische Industrie, er erg van gecharmeerd was. Iedereen was er enthousiast over. Maar tot nu toe hebben andere bedrijven en bevoegde gezagen dit voorbeeld helaas niet gevolgd.”
Ottolini vindt dat de overheden die de vergunningen moeten verlenen de initiator zouden moeten zijn van zo’n Mutual Gains Approach. “Ik roep graag het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat op om beleid te maken waardoor de bevoegde gezagen alleen op zo’n manier een vergunning kunnen verlenen.” Rijkswaterstaat en de waterschappen verlenen de vergunningen voor de directe lozingen, de 29 regionale omgevingsdiensten de vergunningen voor de indirecte lozingen.
In veel gevallen staan nu niet alle stoffen die bedrijven lozen in hun lozingsvergunning vermeld, legt Ottolini uit. De actualisatie van vergunningen loopt enorm achter en veelal zijn vergunningen in Nederland verouderd omdat deze voor onbepaalde tijd zijn afgegeven en daardoor niet de actuele lozingseisen aan stoffen bevatten. “In de tussentijd kan een bedrijf het productieproces aanpassen en vervolgens stoffen lozen die niet in de vergunning genoemd staan.”
Altijd actueel en duidelijke eisen
Ottolini zegt daarom: “We pleiten voor permanente metingen in het afvalwater. Het mooie van dit soort dynamische vergunningen is dat ze altijd actueel zijn.” Maar hoe zit het dan met de achterstanden bij het actualiseren van de vergunningen? “Een aantal van de bevoegde gezagen zegt niet genoeg mensen te hebben,” reageert ze. “Maar als de vergunning op basis van een systematiek met permanente metingen vormgegeven is, heb je geen achterstanden en vaak ook minder mensen nodig.” Is het wel mogelijk om continu te meten? Ottolini meent van wel: “Zeker met de nieuwe technologieën kan dat makkelijk.”
De Schone Maaswaterketen werkt inmiddels aan het beter in kaart brengen van de indirecte lozingen, wat geen makkelijke opgave is. Ottolini vindt ook dat de waterschappen meer eisen mogen gaan stellen aan het afvalwater dat ze ontvangen. “En daarover afspraken maken met de bedrijven die bij hen lozen. Daar zijn de waterschappen druk mee bezig, maar er kan natuurlijk altijd een tandje bij.”
Minder verdund
De klimaatverandering was ook een uitdaging voor Evides in de afgelopen jaren en dat blijft natuurlijk in de toekomst zo. “We hebben een onderzoek laten doen door Deltares om te kijken of de Maas in 2100 nog steeds een belangrijke en een goede bron voor ons is,” vertelt Ottolini. Hieruit blijkt dat de kwantiteit, de zoetwaterbeschikbaarheid, dan geen probleem is, de kwaliteit wel. “Daar maken we ons zorgen over. Zeker als je kijkt naar de nieuwe klimaatscenario’s van het KNMI, die een enorme versnelling in de verandering van het klimaat laten zien.”
Ze noemt het feit dat ondertussen de vervuiling toeneemt: medicijnresten, bestrijdingsmiddelen, plastics, PFAS en andere schadelijke stoffen en benadrukt: “De droogte verergert deze problematiek. Omdat bij een lage afvoer, als er weinig water door de rivier stroomt, deze stoffen in hogere concentraties aanwezig zijn.”
Bron beter beschermen
Daarom vindt ze dat er zo snel mogelijk een verbod moet komen op het lozen van Zeer Zorgwekkende Stoffen, een lijst van het RIVM met ruim 3.000 stoffen. Ook zegt ze: “Ik vind het mooi om te zien dat rivieren her en der op de wereld een rechtspersoon worden en op die manier beschermd kunnen worden.” De eerste rivier was de Whanganui rivier in Nieuw-Zeeland in 2017.
Verder noemt ze het voorzorgsprincipe: stoffen eerst veel beter toetsen op de waterbezwaarlijkheid, de schadelijkheid voor mens, milieu en drinkwater, voordat ze geloosd mogen worden. “Het is natuurlijk een beetje gek dat bedrijven er op los kunnen lozen en dat wij alles aan de achterkant, achteraf dan weer moeten repareren.” Dankzij alle technologieën kunnen drinkwaterbedrijven ook van verontreinigd water goed drinkwater maken, maar dat kost veel geld, grondstoffen, energie en water. “Het scheelt heel veel als je het aan de voorkant, van tevoren doet.”
Voorop lopen
Ook voor de bedrijven die deze stoffen lozen is zo’n toets slim om te doen, legt ze uit. “Als een bedrijf weet dat de lozingen niet schadelijk zijn, is het bedrijf ook toekomstbestendig. Dan is de licence to operate voor elkaar.” Dat betekent je voorbereiden op de wetgeving die eraan komt vanuit Brussel en milieuvriendelijkere alternatieven zoeken. “Dit is een win-win-winsituatie voor iedereen: de bedrijven, de bevoegde gezagen en alle partijen die gebruik maken van het zoete water.”
Ze noemt daarnaast het feit dat de Schone Maaswaterketen probeert om in gesprek te gaan met bedrijven over het effect van de lozingen. “Dat is heel belangrijk. Maar als dat tot niks leidt, moeten we het proactiever aanpakken – we kunnen niet te lang geduld hebben.”
Hoger op de agenda
Welke rol ziet Ottolini voor RIWA-Maas in de bescherming van de Maas als bron voor drinkwater in de komende tijd? Ze komt terug op de Kaderrichtlijn Water. “Het is natuurlijk bijzonder dat die er al sinds 2000 is, dat we al 25 jaar lang weten wat we moeten doen. Heel veel dingen zijn keer op keer uitgesteld. Ik denk dat we vanuit RIWA-Maas en ook samen met de leden wat activistischer mogen worden.”
Daarmee bedoelt ze: “Nog scherper agenderen, steviger op de trom slaan, de verantwoordelijkheid van de vergunningverleners wettelijk verankeren: een Mutual Gains Approach verplichten en permanente monitoring van het afvalwater bij bedrijven. Zorgen voor een daadwerkelijk verbod op de lozing van ZZS en er echt voor zorgen dat het voorzorgsprincipe wordt toegepast. Duidelijke afspraken maken en elkaar daar beter aan houden.”
Vergeleken met 2014 toen ze begon in deze functies heeft RIWA-Maas de problematiek best wel op de kaart gezet, vindt ze. Ze zegt tot besluit: “Ik ben blij met de ontwikkeling die de vereniging de afgelopen jaren heeft doorgemaakt: er wordt veel meer de publiciteit gezocht. Tegelijkertijd is er nog een wereld te winnen.”
Tekst: Thessa Lageman, Onder Woorden
Dit interview is gepubliceerd in het RIWA Jaarrapport 2024 De Maas
