11 september 2024

Interview Sylvia Vanhommerig en Karin Meeuwsen: “Met deze transparante vergunning lopen we mijlenver voorop”

Drinkwaterbedrijven zien de lozingsvergunning van Circle Infra Partners, voorheen Sitech Services BV, als voorbeeld. Het bedrijf zuivert het afvalwater van 60 fabrieken op industrieterrein Chemelot in Limburg. Vanuit de media klinkt echter veel kritiek. We bespraken het met Sylvia Vanhommerig en Karin Meeuwsen van Circle Infra Partners.

Het afvalwater van de fabrieken op de Chemelot site komt terecht in de Integrale Afvalwater-zuiveringsinstallatie, kortweg IAZI, van Circle Infra Partners. Na de behandeling stroomt het water via een zijtak van de Ur in de Maas, ter hoogte van het Natura 2000-gebied de Grensmaas. Zo’n 30 kilometer stroomafwaarts onttrekt het Limburgse drinkwaterbedrijf WML Maaswater uit het Lateraalkanaal, waarna het water wordt gezuiverd voor drinkwatergebruik.

De huidige lozingsvergunning hiervoor, die sinds eind 2020 van kracht is, is in samenwerking met waterschap Limburg, de provincie, Rijkswaterstaat en de drinkwaterbedrijven tot stand gekomen. Voor de drinkwaterbedrijven is deze vergunning een voorbeeld voor andere vergunningen: alle stoffen die geloosd zouden kunnen worden, staan erin vermeld met reductiedoelstellingen voor de lozing van een aantal schadelijke stoffen.

Een totaal van 630 stoffen staan in de vergunning. “Wij hebben op stofniveau beschreven wat wij lozen en in welke concentraties,” vertelt Sylvia Vanhommerig, Director Operations. “Misschien lozen andere chemische bedrijven wel meer stoffen, maar ze vermelden alleen een paar stofgroepen in de vergunning, niet elk stofje daarin.” Haar collega Karin Meeuwsen, Manager QESH-permits: “Door zo transparant te zijn, lopen we echt mijlenver voor ten opzichte van de rest in Nederland.”

De aanleiding
Volgens de Omgevingswet, waarin het grootste deel van de Waterwet is opgenomen, moeten alle stoffen die een bedrijf loost in een vergunning vermeld staan, maar dat gebeurt – vreemd genoeg – vaak niet. In veel gevallen zijn vrij algemene parameters in vergunningen opgenomen die belangrijk zijn voor een goede biologische zuivering. Het complete beeld ontbreekt vaak nog, bijvoorbeeld voor alle Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS), die op de lijst van het RIVM staan, en voor stoffen die door drinkwaterbedrijven lastig te zuiveren zijn.

Waarom staan in de vergunningen voor het Chemelot-complex dan wel alle stoffen? De aanleiding hiervoor was een incident in 2015, vertellen Vanhommerig en Meeuwsen: een van de fabrieken had de schadelijke stof pyrazool geloosd die ruim boven de drinkwaternorm uiteindelijk in de Maas terecht kwam. Vanhommerig: “Dat wilden we nooit meer meemaken en toen zijn we in een stroomversnelling gekomen. Als Chemelot en Circle Infra Partners willen we ervoor zorgen dat het water dat wij lozen geen problemen mag opleveren voor het drinkwater en de ecologie.”

De drinkwaterbedrijven zien sinds de vergunning van kracht is minder incidenten vanuit Chemelot: minder schadelijke lozingen vanaf het fabrieksterrein. “Wanneer wij over de norm heen gaan, wat gelukkig steeds minder gebeurt, dan nemen wij direct contact op met de drinkwaterbedrijven,” zegt Meeuwsen. “Want dan kunnen zij daar alert op zijn bij hun inname. Drinkwaterbedrijven zouden veel sneller de bron kunnen opsporen en handelen als alle bedrijven een inzichtelijke vergunning zouden hebben zoals wij.”

Alternatieve stoffen
De drinkwaterbedrijven die de Maas als bron gebruiken hadden in het verleden vaak last van bijvoorbeeld de stof AMPA, dat zowel als afbraakproduct van onkruidverdelgers in de landbouw als vanaf de Chemelot-site in de Maas terecht kwam. De laatste jaren is de emissie van deze stof vanaf Chemelot sterk gereduceerd. Een aantal bedrijven gebruikte een stof die in de biologische zuivering werd omgezet in AMPA om afzettingen en corrosie in koelwatersystemen te voorkomen. Het koelwater kan dan hergebruikt worden. “De bedrijven zijn alternatieven voor deze AMPA-vormende stof gaan gebruiken die niet zo bezwaarlijk zijn voor het drinkwater of niet zo moeilijk te zuiveren,” vertelt Meeuwsen. “Daarvoor zijn een aantal installaties omgebouwd en zijn experimenten gedaan. Niet alle producten waren even effectief, maar we hebben uiteindelijk goede alternatieven gevonden.”

Circle Infra Partners werkt verder aan de reductie van de stoffen op de lijst van Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS). Meeuwsen: “We zijn voor de ZZS verplicht om naar minimalisatie te gaan. Maar op een gegeven moment houdt het technisch op.” Als voorbeeld noemt ze kwik. “We hebben al heel veel gedaan en loosden afgelopen jaar nu nog slechts 200 gram. Dit soort hoeveelheden uit het gezuiverde afvalwater halen – meer dan 3500 olympische zwembaden per jaar – is onbegonnen werk.”

Steeds meer stoffen ontdekt
Bij de speurtocht naar reductiemogelijkheden voor de lozing van Zeer Zorgwekkende Stoffen kijkt Circle Infra Partners ook naar de bron, namelijk de fabriek op het Chemelot-terrein waar een specifieke stof vandaan komt. “Misschien is daar nog wat te verbeteren,” zegt Meeuwsen. “Dingen slimmer inkopen, alternatieve stoffen proberen. We blijven zoeken, want de emissies van ZZS moeten verminderd worden.” Daarnaast zegt ze: “We zien dat we op een aantal voorschriften in de vergunning iets te ambitieus zijn geweest en dat we tegen technische grenzen aanlopen.”

Haar collega legt uit: “Omdat de meet- en analysetechnieken steeds beter worden, ontdekken we steeds meer stoffen in het water. Natuurlijk willen we dat de kwaliteit van het water dat we lozen goed is, maar hoe ver moet je gaan? Dat is een afweging die we moeten maken. Moet je al je energie steken in die stoffen waar hele kleine hoeveelheden van gevonden worden of eerst zorgen dat die grotere hoeveelheden goed gereguleerd zijn? Helemaal omdat de ecologie en drinkwaterkwaliteit nu redelijk goed gegarandeerd is. We kunnen niet alles tegelijk doen.”

Sylvia Vanhommerig, Director Operations en Karin Meeuwsen, Manager QESH-Permits bij Circle Infra Partners (Foto: Eelkje Colmjon, Eelk.nl )

Kritiek vanuit de media
De drinkwaterbedrijven zijn tevreden met de huidige vergunning en deze koers van Circle Infra Partners, maar vanuit de media, politiek en milieuorganisaties klinkt veel kritiek. “In de beeldvorming heerst het idee dat wij meer vervuilen, meer lozen dan andere bedrijven,” zegt Meeuwsen. “Het is lastig om uit te leggen dat je 630 stoffen loost en dat dat eigenlijk beter is dan vijf groepen van stoffen.”

Vanhommerig voegt eraan toe: “We zijn nog zoekende in hoe we dat beter kunnen uitleggen. We willen bijvoorbeeld meer de dialoog aangaan. In welke vorm en met wie is nog even een zoektocht.”

Koudwatervrees
RIWA-Maas vreest dat omdat de afvalwatervergunning voor chemiepark Chemelot zo onder vuur ligt dat andere bedrijven koudwatervrees krijgen en zich terughoudend zullen opstellen om voor een vergelijkbare uitgebreide lozingsvergunning te kiezen. “Een terechte angst,” reageert Vanhommerig. “Maar om maatschappelijk acceptatie te krijgen, is uiteindelijk wel transparantie nodig.”

De ambitie van Circle Infra Partners is om uiteindelijk helemaal geen schadelijke stoffen meer te lozen in de Maas en al het water te blijven hergebruiken, met andere woorden alle processen circulair te maken. “Dat lukt helaas niet morgen al, hopelijk wel over 20 of 30 jaar, afhankelijk van hoe snel de technologieontwikkeling gaat,” zegt Vanhommerig. “We zijn ons ervan bewust dat de omgeving straks niet meer accepteert dat er welk stofje dan ook, in welke kleine hoeveelheid dan ook, nog geloosd wordt.”

Samen de lasten delen
Beide geïnterviewden wijzen erop dat als de chemische industrie stopt met lozen er nog altijd veel schadelijke stoffen in het water terecht komen. “We begrijpen dat het waterschap wil dat we ons steeds verder verbeteren, maar we pleiten ervoor dat dat ook geldt voor andere type lozingen, zoals van andere bedrijfssectoren, van agrarische bedrijven en van gemeentelijke waterzuiveringsinstallaties.”

Daarnaast zouden ze graag meer gedeelde verantwoordelijkheid binnen de chemische sector zien. “Doordat wij koplopers zijn, moeten wij heel veel zaken uitzoeken,” zegt Vanhommerig. “Daar hebben we veel mensen voor nodig en moeten we veel kosten voor maken.” Dat is, legt ze uit, nadelig voor de concurrentiepositie van de bedrijven op de site en daarnaast voor het investeringsklimaat: nieuwe gebruikers krijgen verdergaande eisen van de vergunning opgelegd dan op andere sites.
Tot besluit zegt ze: “We willen niet weglopen van deze verantwoordelijkheid, we zijn hier allemaal mee gediend, maar andere grote lozers kunnen nu gratis meeliften. Die innovatie zouden we liever gezamenlijk doen, leren van elkaar dus en de kosten delen.”


Tekst: Thessa Lageman, Onder Woorden

Dit interview is gepubliceerd in het RIWA Jaarrapport 2023 De Maas