03 september 2025

Interview Peter van Baalen, hoogleraar informatiemanagement en digitale organisatie aan de Universiteit van Amsterdam: “In de technologie zit niet de oplossing”

Hoe kan het dat het beleid voor waterkwaliteit in principe goed is, maar de uitvoering vaak te wensen overlaat? Zo haalt Nederland de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water steeds maar niet, zijn schadelijke afvalwaterlozingen niet goed in beeld en is relevante informatie versnipperd. Soms is het goed om mensen van buiten de watersector te vragen eens naar deze problematiek te kijken.

“Jeetje, wat een immens probleem,” dacht Peter van Baalen toen hij het vorige jaarrapport van RIWA-Maas doornam. In zijn vakgebied – hij is hoogleraar informatiemanagement en digitale organisatie aan de Faculteit Economie en Bedrijfskunde van de UvA – houdt hij zich niet met water bezig, maar wel met hoe kennis of informatie het beste gedeeld kan worden. Bovendien ziet hij vanuit zijn woning in Maassluis de Nieuwe Waterweg voorbijstromen en komt er drinkwater gemaakt van de Maas bij hem uit de kraan.

Niet op de eerste plaats

Door de interviews in het vorige rapport was hij “enigszins geschokt geraakt”, vertelt hij. Het gebrek aan transparantie en samenwerking tussen partijen en landen verbaasde hem. Bijvoorbeeld het feit dat de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water (KRW) steeds maar niet gehaald worden, ook niet in 2027. “Terwijl schoon drinkwater onze belangrijkste levensbehoefte is. Hoe kan het dat we zo achterlopen? Hoe komt het dat we moeite hebben om de waterkwaliteit op nummer één te zetten?”

Veel mensen zullen niet weten dat de Maas zo’n belangrijke bron voor de drinkwatervoorziening is, denkt Van Baalen. “We kennen de Maas van de scheepvaart, van overstromingen. Minder bekend is dat zeven miljoen huishoudens er voor hun drinkwater afhankelijk van zijn. Op het moment dat we dat beseffen, denk ik dat we er anders naar gaan kijken.”

Verantwoordelijkheid

Uit het vorige rapport kwam de kwestie bovendrijven dat het beleid voor de waterkwaliteit in principe goed is – er zijn goede richtlijnen en wetten, op Europees en nationaal niveau, en de uitvoeringorganisaties zijn in het algemeen te goeder trouw en competent – maar dat de uitvoering en dus de praktijk vaak te wensen over laat. “Ik mis een duidelijke governance-structuur,” reageert Van Baalen, waarmee hij de manier van besturen, uitvoeren van beleid en toezicht houden bedoelt. “Wie overziet het geheel, de doelen en de handhaving? Wie neemt de verantwoordelijkheid om het probleem, de slechte waterkwaliteit, op te lossen?”

Hij noemt het feit dat er heel veel verschillende organisaties betrokken zijn: de drinkwaterbedrijven, waterschappen, centrale en lokale overheid, omgevingsdiensten, kennisinstituten, verenigingen – en dat zij verschillende deelverantwoordelijkheden hebben. “Dat is mijn zorg. Veel van de problemen komen daaruit voort.” Want als daar geen duidelijkheid over is, wordt het ook lastig om de waterkwaliteit te verbeteren en eventuele spanningen of zelfs conflicten op te lossen, legt hij uit.

Van versnipperd naar een platform

Alle informatie is kortom erg versnipperd: gegevens over bijvoorbeeld de waterkwaliteit, de vele stoffen die in het water terecht komen, de lozingsvergunningen, de bedrijven in het gebied en ook hydrologische data en gegevens over de gevolgen van klimaatverandering. Al deze informatie staat op verschillende plekken, in verschillende programma’s en worden vaak niet of nauwelijks met elkaar gedeeld. Terwijl dat wel zou kunnen helpen om de waterkwaliteit en het watermanagement te verbeteren.

Maar hoe kunnen publieke organisaties, kennisinstituten en private partijen zo’n uitwisse­ling van kennis, data en informatie bewerkstelligen? Ook die ingewikkelde vraag kreeg de hoogleraar in informatiemanagement en digitale organisatie voorgelegd. Van Baalen denkt dat het een goed idee is om een centrale database of platform te maken en daar een derde partij voor op te richten. “De informatie-uitwisseling tussen organisatie is altijd erg lastig,” reageert hij. “Er moeten uniforme standaarden en protocollen worden ontwikkeld. Een belangrijk probleem hierbij is altijd: wie past zich aan aan wie? Maar belangrijker nog is de bereidheid om informatie uit te wisselen.”

Peter van Baalen, hoogleraar informatiemanagement en digitale organisatie aan de Universiteit van Amsterdam (Foto: Eelkje Colmjon, Eelk.nl)

Waterpuzzel

Veel bedrijven zijn zeer terughoudend met het delen van informatie en zullen zich afvragen hoe de informatie wordt gedeeld en met wie, vertelt Van Baalen. “Het is een zeer gevoelige materie.” Dit heeft hij bijvoorbeeld ervaren toen hij onderzoek deed naar het opstellen van standaarden en afspraken over data-uitwisseling voor de container-industrie. Aan de andere kant heeft hij bij ander onderzoek gemerkt dat er ook vaak partijen zijn die best bereid zijn om kennis te delen, maar niet weten dat er behoefte aan is.

Tegelijkertijd bestaat het risico van een informatie-overload, weet hij ook: de situatie dat organisaties allerlei informatie gaan sturen en downloaden. Dus is het goed om duidelijk te hebben welke informatie precies nodig is van welke partij. Hij vat dit samen als: “Goed weten wat precies die waterpuzzel is.” Hij noemt in dat verband het feit dat het Maaswater niet alleen gebruikt wordt om er drinkwater van te maken, maar ook door andere sectoren: de industrie, scheepvaart, energieopwekking, koeling, landbouw, recreatie en natuur.

Geen technisch vraagstuk

Het delen van informatie is misschien wel het moeilijkste gesprek binnen een governance-structuur volgens Van Baalen. “Maar als je al deze hobbels hebt genomen kunnen slimme, AI-based technieken natuurlijk zeer behulpzaam zijn.”

Goed uitwisselen van informatie ziet hij echter niet in de eerste plaats als technisch vraagstuk. “Het gaat vooral om de samenwerking goed op gang brengen, de afspraken die je maakt. De rol van technologie is relevant, maar staat altijd in een sociale, economische en politieke context. En die bepaalt hoe de technologie zal worden gebruikt.” Hij voegt eraan toe: “Met technologie kun je veel automatiseren, monitoren. En dat kan allemaal sterk worden verbeterd. Maar daar ligt niet de oplossing. Die zit echt in de onderlinge verhoudingen in die governance-structuur.”

Collegiale samenwerking

Over de hackathon die de politie organiseerde om de grootste watervervuilers op te sporen (zie het interview op pagina 41) zegt Van Baalen: “Een hackaton over wat je met alle informatie kunt doen is een heel goed idee, maar het is belangrijk om al die stakeholders als rechthebbende partij te zien. Watervervuiling opsporen en milieucriminaliteit aanpakken ben ik het natuurlijk helemaal mee eens. Maar andere partijen, zoals de industrie en boeren, moet je volgens mij niet criminaliseren door ze vervuilers te noemen. Dan zijn ze niet gemotiveerd om kennis te delen en samen te werken.”

Een governance-structuur of manier van besturen die het beste bij deze situatie past – een stroomgebied van een rivier – is denkt hij een collegiale governance-structuur op basis van samen­werking. “Hard op handhaving, een zwaar sanctiebeleid is denk ik niet de manier. We hebben ook de industrie nodig, een aantal boeren en de andere watergebruikers. Als duidelijk is wat ieders belang is, kunnen we daar een gezamenlijk verantwoordelijkheid voor nemen. Misschien klinkt dit naïef, maar vanuit mijn ervaring met governance en kennis delen werkt dit het beste.”

Limiet-situatie

Elke partij zou in deze samenwerking de ‘limiet-situatie’ duidelijk moeten maken, legt hij uit: in welk geval wordt mijn positie bedreigd? “Wat moet de minimale kwaliteit of hoeveelheid water zijn? En dat moet dan erkend worden door de verschillende partijen. Ik begrijp dat de drinkwaterbedrijven bij laag water zo aan hun limiet zitten. Dan is de concentratie schadelijke stoffen gewoon heel hoog.” In het vorige jaarrapport las hij dat de betrokken partijen in het Donau-stroomgebied er wel in geslaagd zijn om goede afspraken te maken. “Ik ben heel benieuwd hoe dat daar gelukt is.”

Hij noemt het feit dat drinkwaterbedrijven nu stoppen met water uit de rivier te onttrekken als er een te hoge concentratie van een schadelijke stof in het water gemeten wordt, een innamestop. “Een soort van zelfregulatie. Wanneer de industrie meedoet in die governance-structuur zijn zij mede­verantwoordelijk. Nu zijn ze slechts een partij die moet worden gesanctioneerd.”

Zet alles op alles

De Maas stroomt natuurlijk door meer landen. “Ja, dat maakt het nog complexer,” zegt Van Baalen. “Het gaat erom dat je de bedrijven en organisaties medeverantwoordelijk maakt voor schoon drinkwater. Ook de mensen die in Frankrijk, België en Nederland aan de Maas wonen. Ik zelf bijvoorbeeld – ik heb ook baat bij de waterkwaliteit.”

Ten slotte zegt de hoogleraar, verwijzend naar de huidige problematiek rond de waterkwaliteit, waarover hij in het vorige jaarrapport las: “Ik vind het schandalig dat politici niet voor het collectieve, maatschappelijke belang gaan. Zij moeten dit oplossen, maar kiezen het partijbelang en scharen zich achter de bedrijven of de boeren. Daar gaat het behoorlijk mis. Dit is politieke falen en heeft belangrijke gevolgen. De uitspraak ‘Zet alles op alles om de waterkwaliteit te verbeteren’ op de cover van het rapport van 2023 is niets te veel gezegd. Dit moet echt hoger op de agenda komen.”


Tekst: Thessa Lageman, Onder Woorden

Dit interview is gepubliceerd in het RIWA Jaarrapport 2024 De Maas